Zoeken in deze blog

zondag 20 december 2009

Winter in Makkum

Stuifsneeuw en sneeuwduinen door de harde wind. Het is winter in Makkum. Bo lijkt er niet veel last van te hebben. Hij jaagt een konijn bij zijn hol weg, die blijkbaar een luchtje wilde scheppen. Het konijn neemt schielijk de konijnenlatten en rent de weg over naar veiliger oorden. Het is wit, alles is wit en sneeuwduinen vormen scherpe contouren hij de huisjes waar de wind om de hoek wervelt. de lucht is grijs-grauw en belooft nog meer sneeuw. Nu ligt Bo weer in zijn mandje en wij gaan een nespresso genieten.

donderdag 10 december 2009

Konijnenp(b)raat(d)


December 2009
De opkomende zon probeert met enige moeite onder de laag-hangende bewolking de Makkumerwaard te beschijnen. In het Westen beloven de grijze wolken een regenachtige dag. Het is grauw en grijs in het park. De huisjes zijn spaarzaam bezet, slechts hier en daar staat een auto op de oprit, als bewijs van menselijke aanwezigheid.
Het park is vooral van de konijnen die in veel grotere getale dan vorig jaar het terrein bevolken. Zelden zoveel konijnen bij elkaar gezien. Hier autorijden is oppassen geblazen, voor dat je het weet heb je een kerstdiner met wild konijn als hoofdgerecht. Even lafhartig als met zelf-gevangen vis, zie ik het ook niet zo zitten om een konijn te villen. Kant en klaar in onduidelijke delen de pan in, prima, dat lukt me wel, maar ik zie me niet gemakkelijk het beest van zijn ingewanden ontdoen en me tegelijkertijd voorstellen hoe de rest zal smaken na toebereiding. Blijkbaar is er een soort afsplitsing in mijn voorstelling nodig om een konijnebout ( klinkt al veel prettiger dan, gevild konijn) te savoureren. Voor een vegetariër is het allemaal veel duidelijker, je eet gewoon geen vlees. Een ambivalente lekkerbek als ik heeft het veel moeilijker, zeker nu wij de keuze hebben gemaakt dichter bij de natuur te leven, door het zeilen en het verblijf in een konijnenparadijs. Gut, wat ben ik blij dat ik tot nu toe geen konijn heb platgereden.
Ik hoop van ganzer harte dat Bo, de tekkel van onze zoon Jeroen, binnenkort niet een konijn te pakken krijgt. Zijn interesse voor het weghippende wild neemt onrustbarend toe. Aanvankelijk was er alleen de nieuwsgierigheid voor de holletjes waarin de konijnen verdwenen, nu sprint hij achter de konijnen aan als was het de geworpen bal op het strand, waarmee we hem tijdens de wandeling plegen af te matten. De cursus stemexpressie van Nienke helpt helaas niet om hem tot de orde te brengen. Zelfs mijn onaards brullen of een duivelse kreet maakt geen enkele indruk op Bo, die normaal gesproken, zonder lijn, een meter naast je blijft lopen op het commando “naast”. Ergens gaat er omgekeerd evenredig met de afstand tot het baasje iets mis met zijn gehoozaamheid. Hoe meer meters verwijderd, des te minder de gehoorzaamheid. Het zal niet lang meer duren of ik zal de regel op het park dat honden altijd aan de lijn moeten, niet meer kunnen negeren, al is dat dan om een andere reden dan mijn ongehoorzaamheid.
Het zijn niet alleen de konijnen die het park tot hun domein hebben gemaakt, af en toe sprint er ook een haas voorbij. Hoe zich dat tot elkaar verhoudt weet ik niet, de konijnen lijken er niet onder te lijden dat er af en toe een haas meeknabbelt van het overvloedige gras. Voor Bo zijn de hazen geen bereikbare prooi, zo veel sneller als die zich uit de voeten kunnen maken dan de konijnen. Konijnen zijn goed in zigzaggen en plotse wendingen van de looprichting. Merkwaardig vind ik dat ze in het licht van de autolampen, relatief lang voor de auto uit blijven lopen inplaats van gewoon opzij te gaan. Een leuk gezicht voor ons en een beetje dom van het konijn. Zal wel iets te maken hebben met verblind worden door het felle licht van de autolampen.
De meeste konijnen hebben een wildkleur. We zagen een zwart konijn en een grijs konijn met een witte bef, tamme Flappies die het kerstdiner wisten te ontsnappen. Tot nu zagen we geen kruisingen van konijnen en de hazen. Zou dat mogelijk zijn een 'kohaas'?
Het overschot aan konijnen zal in de komende jaren wel geregeld worden door de natuur. 3 jaar geleden zagen we hier een konijn met myxomatosis. Het virus is dus aanwezig en zal zijn tol eisen als de populatie te groot wordt. Een jager die hier wild schietend over het vakantiepark loopt , lijkt me niet een reële optie met al die gasten.
Wat mij betreft mag het een konijnenparadijs blijven. Ik zou de wollige troetels met hun hippende witte staartjes en hun lieve zachte oogopslag missen.

foto's: 2 keer de Makkumerwaard in het vroege zonlicht

donderdag 29 oktober 2009

het laatste tochtje van het seizoen met herinneringen aan vroeger


De harde oostenwind geeft de laatste blaadjes aan de lindeboom weinig kans om zich langer aan de takken vast te houden. Ons schip aan de kade in Medemblik heeft zich opgeworpen tot opvangplek voor de bladeren die het niet meer gered hebben, althans voor de bladeren van de lindeboom naast ons op de dijk. Het kontrast van het onstuimige IJsselmeer en het vlakke water in de haven van Medemblik is groot, de wind waait hoog boven de huizen en zo dicht bij de kade, onder de dijk liggen we mooi beschut. Vanuit de kuip met een lage zon in het westen bekijken we het leven van de havenbewoners. Met een kapot geel schepje in de ene hand en de twee lijnen met bijbehorende hondjes in de andere hand drentelt een plaatselijke schone geduldig over de dijk. Ze is het duidelijk gewend en de honden krijgen alle kans om hun snuffelbehoefte voorafgaande aan die andere behoefte te praktiseren. Een man met een plafonniere onder de arm loopt over de steiger naar boven, even later gevolgd door een vrouw met een Tiffany-lampekap. Als na 10 minuten dezelfde man en daarna nogmaals de vrouw met wederom een winkellading lampen voorbijkomt , kan ik het niet nalaten, enigszins opgefleurd door een Duveltje, te vragen 'wat al dat gesleep met lampen te betekenen heeft'. Een schip met een grote plafonniere in de roef of een Tiffany lamp bij de kombuis kon ik me niet helemaal voorstellen. Ook de tulplampjes op stelen als een boeket bevestigd op een wandplaat leek me niet een nautisch verantwoorde verlichting. De vrouw hield de pas in en zei lachend dat ze aan het verhuizen was, en dat haar gang langs de steiger de kortste route was van de oude woning naar de nieuwe.
Medemblik is voor ons een geliefde plek om af te meren en heeft een nostalgische betekenis. Het leuke stadje was in de jaren tachtig de plek waar we ons eerste schip kochten, een Cornish Crabber. Splinternieuw en voorzien van talloze lijntjes waar we beide de betekenis nog van moesten ontdekken. Op de dag van de overdracht woei het stevig en een overtocht over de plas naar Workum en haar toekomstige ligplaats in Heeg keken we met de nodige bezorgdheid tegemoet. Nienke's vader, niet meer zo vlot als vroeger, was met ons mee en gedrieën zouden we de overtocht maken.
De verkoper van het schip deed er luchtig over en zei dat de Crabber juist voor dit weer gebouwd was en dat we in plaats van het grootzeil ook het topzeil achter de mast konden bevestigen. Samen met de beide voorzeilen zou dat bij deze westenwind een ideale zeilvoering zijn. Met wat gepruts en hulp hebben we dat topzeil achter de mast bevestigd en de schoothoek van het zeil naar het eind van de giek strak getrokken. Aldus voeren we met het topzeil op ooghoogte en de voorzeilen nog ingedraaid op de motor de haven van Medemblik uit. Voor het eerst op het grote water, met goed zicht richting Workum. De golven waren hoog, hoger dan we ooit op de Friese meren hadden gezien, maar ons Crabbertje deed het geweldig, ze had er zin in en de schuin van achter aanrollende golven nam ze met elegante zwiepbewegingen van haar kontje. Ik weet niet meer hoeveel knopen we liepen, naar mijn herinnering liepen we hard, als ik terug denk aan het voorbijschietende schuim aan de lage kant van het schip. Nienke's vader vond het allemaal geweldig. Al liet hij dat woordelijk niet blijken, zijn ogen spraken klare taal.
Deze Crabber is de basis geworden van de vele zeiltochten die we met ons gezin hebben gemaakt.
Droogvallen op de Koffiebonenplaat bij Terschelling, voor anker liggen achter de Richel bij Vlieland en niet te vergeten de tochten die we maakten over het Duitse Wad en die ene oversteek naar Helgoland. Kokkels vangen met een schep, net nadat het wad is drooggevallen, krabben vangen met een netje in de haven, pannenkoeken ruilen tegen een paar tongscharretjes bij een visserman die met zijn schip net als wij voor anker ligt. Toen we vele jaren later een Friendship 28 kochten was dat ook in Medemblik. Naar bleek een schip met levende have aan boord. Op de masttop had een duif besloten een nest te maken. En in een nest plegen vogels eieren te leggen. Vanaf zo'n hoogte vallen en op het dek belanden is voor de levende inhoud van een ei dodelijk. Dat gebeurde toen we wegvoeren. De enige begrafenis die we konden bedenken was een zeemansgraf te samen met de resten van het nest dat haar plek boven op de mast niet had weten te handhaven.
Medemblik, een plek waar voor ons veel is begonnen maar waar nu voor ons het zeilseizoen eindigt.
foto: Medemblik in een waterig namiddagzonnetje.

zondag 11 oktober 2009

Herfst en van vissers en fuiken


Roodbruin krullen de bladeren van de vogelkers zich tegen het licht van de laagstaande zon. Ik loop over het pad langs de jachthaven en zie neer op het mastenwoud. Ik realiseer me dat het over een maand een stuk leger zal zijn. Deels op de wal en deels in de loods worden al die zeilpaardjes tijdelijk op stal gezet in afwachting van een volgend seizoen. Aan de wind zal het niet liggen die blaast en giert ook tijdens de wintermaanden door de bomen. Mijn stappen op het schelpenpad maken me bewust dat ik loop en mijn aandacht verlegt zich naar mijn voetzolen. Hoe loop ik eigenlijk, hoe zetten mijn voeten iedere stap? Ik merk dat ik loop en niets anders, geen gedachten die verstoren, ik loop. De beweging in mijn enkels, de hak eerst op de grond en daarna de rest van de voetzool. Linker voet, rechter voet. Daarboven lijk ik in balans, mijn knieën vangen de schokken van het neerzetten van mijn voet op en mijn bekken wiegt er zachtjes boven. De zon schijnt en me bewust van de warmte trek ik mijn trui uit. Een enkel zeilschip glijdt langzaam onder zeil voorbij, in stilte. Bij de waterkant sta ik te kijken en een oudere man komt naast me staan en begint te praten. Ik knik af en toe maar heb moeite om zijn Fries-Hollands te verstaan. Hij is palingvisser en naar ik verneem inmiddels 82 jaar. Hij wijst de vlaggetjes van zijn fuiken. hij is boos, heel boos, op de regering die hun een vangstbeperking heeft opgelegd en daar niets tegenover heeft gezet. Boos op de Spanjaarden die maar raak vissen op de jonge glasaal, die daardoor in steeds geringere aantallen bij de sluizen naar binnen komt, het IJsselmeer in. 'Daar in Spanje mag alles en hier mag niets'. En dan windt hij zich nog eens extra op over die lui die zijn netten leeghalen. Vroeger gebeurde dat niet, tegenwoordig steeds meer. De palingkwekerijen krijgen er eveneens van langs, want die vangen de glasaal voor de afsluitdijk weg om ze te gebruiken voor hun kwekerij 'en meneer', zegt hij met stemverheffing 'een groot deel van die gevangen glasaal redt het niet, goed voor de meeuwen maar slecht voor ons'. Hij heeft dagen dat er niets in zijn fuiken zit, en als hij wat vangt gooit hij de ondermaatse vis terug. € 7 krijgt hij per kilo paling. Niet genoeg om van te leven als hij niet AOW had. In Duitsland sprak ik ook een visser die een zelfde soort klaaglied liet horen, maar hier betrof het de Urker vissers die met steeds groter materieel alle platvis hebben weggevangen voor de Duitse en Deense wadden. ' Het scholletje op uw bord komt hier helemaal niet meer vandaan, maar wordt geïmporteerd uit andere landen'.'Bovendien maken ze met hun speciale netten alle leven in de bodem kapot waardoor de scholletjes geen voedsel meer hebben om te groeien'. Nu ken ik niet veel vissers die niet klagen, maar ze hebben wel een punt. Het zal wel weer zoals altijd zijn, er zijn meerdere waarheden en wie heeft nou het meeste gelijk? De biologen zijn het erover eens, er wordt schandalig overbevist en dat roept om regulering. Het zou mooi zijn als alle landen, ook in Afrika en Azië tot een gemeenschappelijk beleid zouden kunnen komen om overbevissing te voorkomen. Dat zal om economische redenen wel niet mogelijk zijn. De arme landen zijn daarin weer de pineut.
Het zeilseizoen is vrijwel ten einde en op het IJsselmeer zien we nog een enkel zeilschip. De winterdepressies jagen de wolken en de regenbuien over het meer en het land. We huiveren bij een windvlaag vanuit het koude noorden. Net voor de bui , de zeilen nog droog slaan we de touwtjes om de palen van de box bij de werf. Misschien kunnen we de komende weken , zolang als we nog aan boord zijn een paar mooie zeildagen pakken. Nog even met ons zeilend huis op stap, voordat ze voor een paar maanden de rust van de loods over zich heen laat komen. Betrekkelijke rust, want er staan nog wat klussen op de lijst, het lakwerk vraagt om een opfrisbeurt, de romp en de mast moeten gepoetst worden en dan is er nog een lijstje kleine zorgen, die aandacht verdienen.
bij de foto's en het filmpje:
IJsselmeer op een zondag in Oktober

Thuis in Makkum en terugblik


Alweer een maand in Nederland. De dagen vliegen in sneltrein-vaart voorbij. Het tempo van het gewone leven is in groot contrast met dat van de zeiler onderweg. Zo makkelijk als we weer opgeslokt worden door al dan niet vermeende sociale verplichtingen, regelzaken, uitjes en niet te vergeten het boek. Het lijkt erop dat de reis van vorig jaar naar de Lofoten zijn weerslag gaat krijgen in boekvorm. We hebben er hard aan gewerkt; de tekst, de foto's, de layout hetgeen resulteerde in een 'print on demand', een voorlopige versie waarmee we naar de uitgever zijn gestapt. Voordat het boek in de winkel ligt zijn we nog wel een paar maanden verder, maar het lijkt er op dat het doorgaat.
We liggen bij de werf in Makkum. Af en toe ontsnappen we even door een eindje te gaan varen op het IJsselmeer, even weer dat geluid van het water langs de boeg horen stromen, voelen hoe het schip zich op haar zij nestelt en dan geleidelijk op snelheid komt. Het lage licht van de herfst speelt met de wolken en door de sluier van laaghangende mist lijken afstanden heel ver, zodat we ons op zee wanen. De aanwezigheid van de vele zeilschepen met wapperende driekleur, die evenals wij genieten van het mooie nazomerweer laten ons zien dat we dicht bij huis zijn.
Het is rustig op de werf, nog een paar weken tot de grote verhuizing van alle schepen voor de wal naar hun winterverblijf. De mannen van de werf maken de loods klaar voor de schepen. De bokken worden klaar gezet, de vloer geveegd en de hefkraan in stelling gebracht. Het eerste weekend in oktober is het Huttingweekend, de jaarlijkse afsluiting van het seizoen, waarbij we met een aantal schepen 2 dagen het water op gaan. De familie op stap, iedereen krijgt de kans om de belevenissen van het afgelopen jaar uit te wisselen. Het is meestal een gezellige boel, bemanningen worden uitgewisseld, vrienden en kennissen mogen mee als opstapper en het diner wordt samen genoten in een restaurantje op een plek ergens aan het IJsselmeer. De week erna is er “open dag” op de werf. De schepen getooid met tientalle vlaggetjes en wimpels liggen met de kuipen naar de wal als uitnodigende terrasjes op een plein. De schepen liggen er ter bezichtiging en de eigenaren fungeren als voorlichters van hun schip. Een aantal belanghebbende bedrijven vertonen hun waar op een aantal standjes in de loods en de reddingmaatschappij komt een lezing geven.
We denken nog vaak aan onze tocht naar Noorwegen en de Lofoten. Vooral het deel boven Ålesund naar Bodø vonden we het mooiste, de ruige ongenaakbare bergen, de doorkijkjes in de fjorden, de scheren en vooral de rust. Weinig zeilschepen, lege havens en een enkele nederzetting met een kleine Landhandel. Wat op zowat iedere fjordenhoek in Noorwegen te vinden was ontbrak vrijwel volledig in Zweden; zalmkwekerijen gedijen blijkbaar niet in de Oostzee. De zalm die je in Zweden koopt, zo fantastisch mooi van smaak door het plaatselijke zorgvuldige rookproces, komt naar ik hoorde voor het grootste deel uit Noorwegen. Alleen haring schijnt nog vrij overvloedig in de Oostzee voor te komen, die gefileerd en ingelegd in diverse heerlijke sausjes ter tafel komt.
Wanneer ik terugdenk aan onze reis naar Zweden is er wel een groot verschil met de reis van vorig jaar. Zweden was beslist rustiger. Op de tocht van dit jaar hebben we veel meer kunnen zeilen, omdat we onze koers en bestemming konden variëren naar gelang de windrichting. Het landschap was minder spectaculair, dat zeker, en de scheren die we zagen werden na verloop van enige tijd wel heel eentonig. Verder landinwaarts waren de eeuwige dennen- en sparrenbomen van een deprimerende donkere saaiheid, waar we allebei niet goed tegen konden. De sfeer van een havenplaatsje dieper het land in was treurig ; een half gezonken woonboot, vervallen steigers, een scheefgezakte schuur en een schaars aantal slecht onderhouden huizen. Hier zie je dat het in Zweden op het platteland economisch niet goed gaat in tegenstelling tot Stockholm dat op een bruisende Franse metropool lijkt. Voor iets meer dan € 100.000 heb je een riant vrijstaand huis op het platteland, maar dan moet je niet bang zijn om in de winter weken achter elkaar door sneeuw en kou van de bewoonde wereld geïsoleerd te zijn, volledig aangewezen op de voorraden die je hopelijk voldoende hebt ingeslagen voordat de winterperiode intreedt. Net als de Noren leven de Zweden op in de zomer die slechts 2-3 maanden duurt. Iedereen is op pad, de lijven worden massaal ontbloot om zoveel mogelijk zonnestraaltjes op te vangen. Ieder strandje herbergt recreërende families en overal worden vuurtjes gestookt om visje en vleesjes te braden.
Halverwege augustus is het allemaal weer voorbij en begint voor de Zweden de vroege herfst die al snel in de winter over gaat. De havens sluiten hun voorzieningen en de havenmeester beschouwt zich van zijn taken ontdaan. Je mag er dan kostenloos je bootje parkeren, niemand die langs komt om het havengeld te innen. De westkust van Zweden hebben we niet aangedaan en we horen dat we daar wat aan gemist hebben. We hebben het gemeden omdat we begrepen dat het er vol was in de zomer, vol met Zweden, Duitsers en Noren die met hun snelle motorboten de smalle vaarwegen tussen de scheren onveilig maken. Misschien komen we er nog eens in mei, vlak voor de drukke periode.
Samenvattend, de Oostkust van Zweden tot 100 mijl onder Stockholm was mooi, Noorwegen mooier en indrukwekkender door zijn verstilde schoonheid. Naar Gotland en Farø willen we wel een keer terug, beide eilanden maakten een grote indruk op ons, zo anders als ze waren als de oostkust zelf. De vlag van Gotland met het schaap, die we verzuimden te kopen, maar alsnog kregen van vrienden die er ook waren, heeft zodra we hem hadden als sier in het want gehangen. Een jongetje dat ons door de brug in Leeuwarden zag varen, riep uit: 'de vlag van Gotland'. Hij was er blijkbaar met zijn ouders ook geweest.
We zijn thuis, nog tot 1 november aan boord, en dan voor een paar maanden in het vakantiehuisje.
Wat het volgend jaar wordt? Varen. Waarheen? We weten het nog even niet.

maandag 24 augustus 2009

Van zoet weer naar zout en over een brutale bezoeker



Over de Dokkumer Ee naar Dokkum en naar Leeuw-arden, het is iedere keer weer een prachtige tocht. Af en toe is 't wat ondiep, goed te merken aan de hekgolf die ineens begint te bruisen. Het heuvelachtige landschap van Groningen maakt geleidelijk plaats voor de vlakke uitgestrektheid van Friesland. De bruggen draaien vlot en Dokkum is een welkome plek voor een overnachting. Met onze vrienden varen we de volgende dag door naar Leeuwarden en meren af in de Prinsentuin. Het steile graswalletje herinnert me eraan dat ik mijn voeten goed moet neerzetten als ik naar het schip loop. Het liggeld is laag, met Sneek denk ik de het laagst van heel Friesland. We worden verrast met een plastic zak waarin een klein flesje Prosecco, reclame van een wijnhandel. Het is warm en de jongen die het veerpontje bedient verveelt zich bij het gebrek aan klandizie. Hij gaat met het pontje een tochtje door de gracht maken om, na een paar honderd meter varen te ontdekken, dat er toch twee mensen naar de overkant willen. Zich plotseling bewust van zijn taak snelt hij terug naar de opstap- plaats en brengt de mensen naar de overkant. In de nachtelijke uurtjes hebben een paar lollige types een landvast bij het voorste schip losgegooid. De springen en de achterlijn hebben het schip gelukkig op haar plek gehouden. Bij ons was de elektriciteitskabel losgegooid. Waar belandt je schip als alle landvasten losgegooid worden terwijl je ligt te slapen? Ik snap niet wat er voor lol aan is om dit te doen. De stad Groningen staat eveneens bekend om dit dubieus vermaak. Erg leuk om 's nachts na het verlaten van de kroeg even een paar bootjes los te koppelen. En goede reden om je landvast na het doorhalen door de ring vast te maken op het schip zelf.
Na Leeuwarden stonden we voor de keus, linksaf binnendoor langs Grouw naar Sneek of rechtsaf naar Harlingen en nog even naar de eilanden. De laatste optie leek ons gezien de weersverwachting het aangenaamst. Vroeg in de middag voeren we al weer op het zout, en 3 uur later waren we na een schitterende zeiltocht op Vlieland. Net als bij Schiermonnikoog worden we bij de haven begroet door een zeehond die ons nieuwsgierig aankijkt om vervolgens onder water te duiken. We waren nog niet in de nieuwe haven geweest en het aanleggen op de nieuwe steiger ging niet vlekkeloos. Nu weten we hoe het er uitziet en zijn we beter voorbereid voor de volgende keer. Het zonnetje schijnt, de wind waait uit het zuiden. Terwijl ik aan het telefoneren ben staat plotseling een kauwtje op de drempel naar de roef. Hij kijkt of er iets te halen valt en besluit de roef aan een nader onderzoek te onderwerpen. Voordat ik er erg in heb zit hij op mijn arm en even later op mijn schouder, hevig geinteresseerd in mijn oor. Hij pikt in mijn oor alsof er iets lekkers te eten is. Ik ben er niet direct enthousiast over en probeer hem af te leiden en zijn aandacht op iets minder gevoelige plekken te richten. Het brillekoordje achter mijn oor is haast even interessant, iets minder gevoelig maar ook niet bepaald prettig. Het volgende doelwit is mijn mond, waar hij hoopt nog een broodrestje tussen mijn tanden weg te pikken. De havenkauw is bepaald niet bang en het kost me moeite om hem ervan te overtuigen dat er hier niets te halen valt. Met zachte dwang posteer ik het vogelbeest op mijn arm en loop met hem naar de kuip. Met een zwierige zwaai, zoals ik het een valkenier ooit zag doen, werp ik het kauwtje in de lucht, waarop hij handig de landing op de naburige boot inzette. Even later verdwijnt hij bij de buren in de kajuit. Als geschenk laat hij bij ons een wit poepje achter vlak voor de kajuitingang.
Op de fiets over het eiland worden we getroffen door de heldere kleuren. De hei kleurt in het laatst van haar bloei en het witte gras dat er tussen staat zorgt voor een oplichtende toets. De geuren van de dennebomen vermengen zich met die van de zee, terwijl we knisperend over het schelpenpad naar de duinen fietsen. Het duin is droog en we zien overal vogels in de buurt van de nog amper met water gevulde vennetjes. Er wordt gewerkt aan een extra pad naast het fietspad. De tractoren met laadbak denderen langs ons heen en zetten ons in het opstuivende droge stof. Op een hoog duin zien we zowel de Waddenzee als de Noordzee. Haast niet voorstelbaar dat we met ons schip op dat brede stuk water hebben gevaren. Vanaf het land is het allemaal nog indrukwekkender, de wijdsheid, een horizon die alleen maar doet vermoeden dat er achter weer land is. Op zee, omhuld door de veiligheid van het schip hebben we ons eigen landje. Een beweeglijk landje, dat wel. De zee, altijd in beweging laat ons voelen dat dat landje maar betrekkelijk is, een nietig eilandje in een groots waterlandschap. We weten het en we hebben er ontzag voor. Aan de steiger in de haven is het stil, langzaam druppelen er wat schepen binnen. Het geluid van een boegschroef doorbreekt de stilte. Met een zeiltje, gespannen over de kuip, proberen we de hitte van de zon te temperen, een uitnodiging tot het houden van een siësta.
bij de foto's:
2 keer blij, de schipper en de schipperse
2 keer het kauwtje

maandag 17 augustus 2009

De terugreis naar Lauwersoog



De golven waren hoog en we moesten er nog een paar honderd meter recht doorheen. De ondiepe bank voor het gat van Spiekeroog zorgde ervoor dat de forse deining uit het Noord-westen werd omgevormd tot hoge golven die dreigden om te slaan. Fascinerend om te zien hoe het schip die heuvels van water trotseert. Met het enthousiasme van een jonge hond duikt ze in iedere volgende waterberg en splijt hem spattend in twee. Even voor 6 uur in de ochtend hadden we de haven van Spiekeroog verlaten om nog net op tijd voordat de eb zou inzetten bij het gat tussen de eilanden te komen. De wind was in de nacht geleidelijk afgenomen, maar de deining veroorzaakt door de harde wind van de laatste dagen stond er nog. Met een rif in het grootzeil en de motor bij voeren we de zee op. De Zuidwesten wind op de kop liet niet toe om lekker te zeilen en we wilden op tijd bij het Plaatgat voor Schiermonnikoog zijn om het staartje van de vloed mee te hebben naar Lauwersoog. Aanvankelijk leek het erop dat we nog even zouden kunnen zeilen maar de wind viel vrijwel volledig weg. Vlak bij Schiermonnikoog worden we begroet door een Nederlandse zeehond, nieuwsgierig kijkt hij ons na en duikt dan onder water.
Bij het Plaatgat, de oostelijke aanloopgeul vlak boven Schiermonnikoog, hebben we toch maar even de verkeerspost Schiermonnikoog opgeroepen om te vragen of er nog belangrijke aandachtspunten zijn voor de aanloop van deze geul. De uiterton van het Plaatgat lag nog steeds op de dezelfde plaats maar de meest oostelijke tonnen waren in de laatste maanden naar het Oosten verplaatst. Volgens de man op de verkeerspost staat er bij hoogwater voldoende water en met een gerust hart lopen we de geul aan. Het blijft een eng gezicht om te zien hoe rondom de golven op de zandbanken breken met hoog opspattend water. Het lijkt wel of de zee kookt . Even niet voorstellen dat de motor er mee ophoudt.
Het ging allemaal prima en braaf de tonnetjes volgend belanden we 10 uur na ons vertrek uit Spiekeroog in het vaarwater van de Zoutkamper Laag met nog een kleine driekwartier te gaan tot Lauwersoog. We hadden gebruik gemaakt van een 'weergat'. Het had een aantal dagen hard gewaaid in de Duitse Bocht en het zou weer hard gaan waaien. Ertussen was er een dagje rust met weinig wind maar nog wel een flinke deining die in de loop van de dag zou afnemen. Voor ons prettig dit weergat, want het alternatief was nog eens 4-5 dagen op Spiekeroog blijven liggen tot zich wederom een weergat aan zou dienen. We zijn weer in Nederland en we zijn de heersende Westenwind in de Duitse bocht te slim af geweest. Die heersende Westenwind is een struikelblok voor mensen die per schip van Oost naar West willen in dit gebied. Eenmaal in Lauwersoog dachten we dat we er waren. Niets is minder waar. Er is nog een struikelblok: de sluis. Naar ons idee een mini-sluis waar per tijdseenheid te veel schepen naar binnen (of naar buiten) willen. Zeker in het hoogseizoen. Er lagen een paar grote charterschepen voor de sluis plus een heleboel klein schepen. Die grote jongens hebben voorrang, omdat het beroepsvaart is. Dat betekent lang wachten. Zo goed als mogelijk meren we midscheeps af aan een dukdalf, waarbij we de neus van Nika met een klapje vooruit of achteruit in de goede richting proberen te houden. Ook hier zijn er voordringers, zoals die voordringer die, langzaam naar voren kruipend, een geanimeerd gesprek begint met de kapitein van het Kustwachtschip 'Waddenzee' dat net de sluis uit vaart. Met min of meer vriendelijke woorden wordt hij door de andere schippers teruggeroepen om op zijn beurt te wachten. De charters mogen eerst met nog een paar kleine schepen. Als we, een half uur later aan de beurt zijn, wordt iedereen zenuwachtig en de schepen-rondedans voor de sluis lijkt op een briesende groep zeehonden in een te klein zwembad, vlak voor voedertijd. De instructies van de sluismeester, die er zelfs voor uit z'n hok komt, zijn niet te verstaan maar heftig gebarend en heel vriendelijk krijgt hij de ene na de ander boot op zijn plek. Het vergt nogal wat stuurmanskunst om in de sluisopening te moeten wachten tot er eerst een paar kleine schepen voorbij zijn gevaren. Met veel passen en meten liggen we uiteindelijk met zijn allen in de sluis. Nika met haar mast van 19 meter ligt precies onder de brug die gelukkig open blijft staan. De file auto's aan beide zijden van de brug groeit gestadig aan en ik vraag me af wie er allemaal in de auto's beginnen te mopperen. De sluisdeuren gaan dicht en het water zakt snel in de sluis, ik weet nog net op tijd de lijn van de middenbolder te vieren om te voorkomen dat we even later als een zakje wasgoed tegen de sluismuur hangen. Nou ja, zo sterk zal dat lijntje niet zijn om het hele schip te dragen. Eind goed al goed. De sluisdeuren aan de andere kant openen zich en wij varen naar de haven vlak bij de sluis. Een beetje thuis, weer terug in Nederland, eerst eten, een glas wijn en dan lekker slapen.
bij de foto's:
zeehondjes op de plaat bij het oostelijke deel van Spiekeroog
Spiekeroog vanuit ons plekje aan de kade met een boel vogeltjes
Spiekeroog vanuit ons plekje aan de ander kant

woensdag 12 augustus 2009

Into the glorious German mud



Zelfs de nieuwste zeekaarten bieden onvoldoende zekerheid langs de kust van Noord Duitsland en op het wad. In grote lijnen klopt het wel. Bij het naar buiten varen over de Eider-monding voeren we volgens de kaart en volgens de plotter over ondieptes waar we zelfs bij hoogwater zouden vastlopen. De veranderingen van de geulen en platen is heel normaal, het wad is voortdurend in beweging. Op zicht navigeren blijft de belang-rijkste manier om deze wateren veilig te bevaren. De van een rood bandje voorziene prikken, berkenboompjes met hun takken uitgespreid en de groene prikken met de takken tot een bezem samengebonden worden op het Duitse wad keurig onderhouden. We varen langs een 'pad' dat aangegeven wordt door een bomenrij alsof je op de fiets over een fietspad rijdt. Met hoog water laten we de sluis van het Eidersperwerk (afsluitbaar net als bij de Deltawerken) achter ons en zetten koers naar Helgoland, ongeveer 50 km. Er is weinig wind en we proberen of de genaker ons een knoopje meer snelheid kan geven. De wind laat het afweten en weldra varen we weer op de motor. De zee is warriger naarmate we dichter bij Helgoland komen. De rode rots staat er om bekend. In de haven is naast elkaar liggen in een rij van 8-9 schepen niet ongewoon. Erg lastig als je met je boodschappen over 8 schepen moet klimmen. Dit belastingvrije paradijsje is de lieveling van vele Duitsers die met een 'Butterfahrt' vanaf de Duitse vaste wal hun vermeende gebrek aan met name goedkope alcohol proberen te compenseren. Wij als varensgasten deden niet anders. Het is te verleidelijk om die fles wiskey die in Nederland meer dan het dubbele kost voor de bootvoorraad te scoren. Voor 'billige Butter' is al jaren geen belangstelling meer. Tegen het einde van de ochtend komen de eerste veerboten aan. De mensen worden met sloepen naar de wal gebracht. Van de kade verspreiden de koopjesgasten zich snel naar de verschillende winkels met hun uitgestalde waren, alcohol voor de roes en parfum voor de snoes. De snoes een reeds bestaande geliefde of een persoon die nog verleid moet worden. Het is één groot koopfeest en een commercieel succes dat ondanks de tegenstrevingen van de Europese unie nog wel een aantal jaren stand zal houden. Wij hebben uiteraard ook boter op ons hoofd door gelijk de dieseltank vol te gooien voor de vriendenprijs van 86 eurocent per liter. We hebben niet de tijd genomen om het eiland verder te bekijken. Het eiland blijkt veel grote geesten in vervoering te hebben gebracht, waaronder Goethe, Heine, Kafka en nog ettelijke andere belangrijke figuren. Op Dune, het vlakke eiland ten oosten van de rode rots wordt een speciaal soort rode vuursteen gevonden, een ijzerhoudende kwartssoort, die bij onze voorvaderen uit de steentijd zeer in trek was om er pijlpunten en vuistbijlen van te maken. Harder dan glas, vlijmscherp op de afgeslagen randen maar ook heel breekbaar bij verkeerd gebruik. Een eiland met een lange interessante geschiedenis die onderbelicht blijft door de overweldigende nadruk op de commercie voor het kooplustige publiek. In één van de vorige blogs had ik het over de alken die op Helgoland vanwege een volksvermaak uitgemoord zouden zijn. Wel, ze zijn weer terug en worden beschermd.
De overtocht naar Wangeroog verliep, op een wat knobbelige zee na, glad. Het aanlopen van de uiterton was makkelijk al gingen we bijna in de fout een verre ton recht voor ons als de eerste ton van de geul te beschouwen. Gelukkig zagen we geheel links aan bakboord de juiste ton die zoals gezegd op een totaal andere plek lag als waar we hem verwachtten. De geul liep met een grote slinger eerst richting Spiekeroog om daarna scherp weer naar de zuid-westkant van Wangeroog te lopen. Wangeroog was geen genoegen, de haven is slecht verzorgd, geen water en geen elektriciteit op de steiger en een havenmeester die zuur en kortaf het havengeld inde. Volgens een Duitse collega schipper is hij in een permanente staat van verzuring, waarbij hij hem ook nog andere niet nader te benoemen eigenschappen toedichtte. Het fietstochtje naar het dorp was leuk, dat moet gezegd worden. De taartjes bij de koffie waren erg lekker. Het dorp lijkt op dat van Borkum, maar dan met minder grandeur. We waren er snel uitgekeken en voorzien van de nodige boodschappen snelden we terug naar ons scheepje om in de middag, 2 uur voor hoogwater te kunnen vertrekken naar Spiekeroog. Langs het 'fietspad met de rood gemerkte berkenboompjes' varen we naar het westen. Na het wantij en een heel eind richting de vaste wal komen we samen met de uitvarende vissersvloot van Neuharlingersiel bij de aanloop geul van Spiekeroog. De veerboot stuift ons voorbij terwijl wij voorzichtig uitkijkend naar elke volgende ton de haveningang opzoeken. Het doet erg denken aan de aanloop van Schiermonnikoog. De 47-voeter Penelope waarmee we, zoals G.S. het benoemd sinds twee weken een SAT( Sailing Apart Together) relatie hebben, zwenkt plotseling naar bakboord uit en we denken dat er een obstakel in het vaarwater ligt. Niets is minder waar, er ligt een prachtige nieuwe steiger vlak voor de haveningang beschermd tegen westenwind door een hoge wal, voorzien van water en stroom, klaar om ons met open armen te ontvangen. Met grote letters staat er: Nür für jachten von mehr als 12 Meter. Dat zijn we. Gezamenlijk zakken we met het vallende water in de modder, rechtop. We gaan weer ouderwets op de emmer voor de kleine behoeften zolang als het laagwater is.
Spiekeroog is het eiland waar we goede herinneringen aan hebben en het is fijn om te merken dat er in al die jaren niet zo veel is veranderd. Er zijn wat meer winkeltjes maar de sfeer is vrijwel onveranderd. Gemoedelijk, kleinschalig, geen enkel flatgebouw en veel groen in en om het dorp dat op loopafstand van de haven ligt. De visboer wilde me wel de grote garnalen verkopen waar ik om vroeg, maar € 45 voor een kilo garnalen vonden wat veel. De bestelling werd veranderd in een bakje matjes, haring in een dillesaus die bij de lunch een heerlijke aanvulling was. Dat kunnen de Zweden, de Denen en de Duitsers goed, haring inleggen in allerlei verrukkelijke sausjes. Voor het brood krijgen Duitsers van mij een hoog cijfer, de knapperige korst en de stevige structuur van het brood zorgen voor de lekkere beet. Ja we zijn hier heel tevreden. Spiekeroog mag wat ons betreft zo blijven.
bij de foto's:
onderweg van Tönning naar Helgoland
Penelope voor Helgoland
in de modder met de kont omhoog
de vissersvloot van Neuharlingersiel vaart uit

donderdag 6 augustus 2009

Voorbijgangers



Op marifoon-kanaal 77 wordt heel wat af gekletst. In het Deens hoorden we de volgende conversatie die vrij vertaald de volgende inhoud had: 'Zeg Rasmus heb je de was al gedaan?' 'Nee, ik wil eerst een Bounty en trouwens de melk is op. Heb je nog een litertje over? De poes heeft dorst.' 'Misschien dat er nog wat in het pak zit.' 'Heb je dan ook nog een grote lepel, de poes lust het niet van een schoteltje.' 'Rasmus nu moet je niet gaan mekkeren, je kunt dat restje melk krijgen, en die kat van jou, mag je in de mast hijsen. Heb je tenminste een fatsoenlijke vlag. Waar heb je trouwens de uien gehangen, ik zie ze niet meer.' 'Hey , hey ik ga nu verder met de was, de kat piest er steeds op, ik kan wel aan de gang blijven, dit is nu al de zevende keer vandaag.' 'Ik zeg je, Rasmus, je moet die kat aan de ratten voeren, daar heb je er nog zat van aan boord. Hoef je mij niet meer om melk te vragen.' 'Met jou valt niet te praten, Zijksnor( in het Deens 'sjøkesnur'), ik stap van het kanaal af, Ajuh.'
Voorbijgangers op zee. In de haven van Ystad troffen we een aardige Duitser die Nienke enigszins bedremmeld vroeg of hij ons schip, zijn droomschip zou mogen bekijken. Uiteraard mocht dat, een beetje reclame voor de werf is nooit weg. Samen met zijn vrouw, het leken wel twee grote kabouters met ronde blozende koppen, één en al vriendelijkheid, kwam hij aan boord. Stil en haast ontroerd, stonden ze in onze roef, rondkijkend alsof ze zojuist een heiligdom hadden betreden. Hij had een advertententie in een het Duitse watersportblad 'Palstek' gezien, en laat nou dat schip van de advertentie hier in de haven liggen. Ze waren ook zo weer weg, te bescheiden om meer van onze tijd in beslag te nemen.
Kanaal 77 roept weer: 'hey Rasmus, de bruine bonen zijn over 10 minuten klaar. 'Ik hoef ze niet , eerst moet de kat dood.' 'Rasmus, Rasmus, laat die kat met rust het was maar een grapje.' 'Goed, goed en eet die bruine bonen zelf maar op, Slüt ( einde gesprek).
Rasmus en zijn onbekende tegenspeler houden zich verder stil. Na een uur meldt de kustwacht op kanaal 16 dat ze een kat hebben gered voor de kust van Ystad ; 'Of er een schip is dat z'n kat mist'. Veel Nederlanders zijn op weg naar huis. In alle havens zien we de driekleur wapperden. Er is veel belangstellling voor ons schip. Een Zweed op Hanö was al eens in Nederland op de werf geweest vanwege zijn liefde voor de Hutting. Magnus wilde ons schip wel kopen, zei hij. De volgende ochtend was zijn schip vertrokken. Onder onze buiskap lag een brief met naam en adres met het verzoek hem te waarschuwen als we ooit van plan waren om ons schip te verkopen.
Voorbijgangers, altijd is er wel weer een praatje, soms vluchtig, soms diepgaand. Als het niet iets technisch is dan is het wel over het weer of iets wat er aan het thuisfront gebeurt. We zijn allemaal met een schip onderweg en dat schept een onvoorziene band, zelfs met mensen met wie je onder normale omstandigheden niet direct contact zou zoeken.
Boeien die we passeren zijn ook net voorbijgangers. Als ze niet op de kaart staan, hebben ze de neiging om zich achter de giek of achter de mast te verstoppen, zodat je ze pas op het allerlaatste moment ziet. Boeien zijn magnetisch, dat weet iedere schipper. Als je niet oplet zit je er bovenop. Altijd gedacht dat aluminium niet magnetisch is. Proefondervindelijk moet ik vaststellen dat dat niet zo is. Een grote gele gasboei( niet op de kaart) met een klein broertje ernaast konden we ternauwernood ontwijken, omdat hij zich tot op 2 x de scheepslengte afstand achter de mast had verstopt. Een sprong naar de knop van de stuurautomaat om hem uit te zetten en een slinger aan het roer voorkwam een ongewenste aanvaring. Zou de stuurautomaat er ook iets mee te maken hebben?
Het was mooi zeilen de laatste dagen, en Nika maakte in korte tijd vele mijlen. Van Bornholm naar Ystad, van Ystad naar Gedser, van Gedser naar Orth op Fehmarn en vandaar naar Holtenau, het Kielerkanaal in. De Oostenwind nodigde uit om benut te worden. Van West naar Oost varen is op de Oostzee meestal geen probleem, omgekeerd van Oost naar West met de heersende Westelijke winden schiet het niet op. We hebben de Oostenwind benut en liggen inmiddels op een prachtig ankerplekje in het Kielerkanaal op weg naar een nostalgisch wederzien met de Duitse Wadden.
Met Nika hebben we nog nauwelijks de Duitse Wadden bezocht, Borkum en Nordeney waren slechts tijdelijke stopplaatsen. Met ons vorige schip, de Friendship en in de jaren 80 met de Crabber, hebben we er heel wat afgekeuteld. Spiekeroog, het meest ecologisch- biologisch bewuste Duitse waddeneiland is zo strikt in zijn beleid dat er geen blikken verkocht worden. ' Auf Spiekeroog gibt es keine Dosen' zo sprak een streng kijkende oudere winkeldame een vriend van ons toe , toen hij een paar blikjes bier wilde kopen. Onze eigen ervaringen op Spiekeroog liggen veel verder in het verleden, in de jaren 80 waren we met onze zonen van Helgoland naar Spiekeroog gevaren. Onderweg vingen we makrelen, de lekkerste die we ooit aten, terwijl we voor anker lagen in een geultje bij de haveningang van Spiekeroog.
Eerst maar eens de Eider verkennen, de oude slingerende rivier, die vroeger een belangrijke handelsroute vormde voor schepen met vracht voor Noord Duitsland.
In Rendsburg boodschappen doen en dan door de sluis bij Giselau naar de Eider. Het weer is prachtig, weinig wind. Op het Kielerkanaal geen probleem, want dat is toch meestal motoren.
We varen samen op met vrienden op hun 49 voet Hutting. Een witte koningin en een donkerblauwe prinses. Prettig op ons zelf en toch de mogelijkheid van samenzijn. Zo hebben we het graag.
bij de foto's:
onderweg van Gedser naar Fehmarn
zwanen op het Kielerkanaal, oversteken met een boel lef
maanlicht over de Eider
filmpje gemaakt door G.S. op weg van Gedser naar Fehmarn

zondag 26 juli 2009

Hondenpraat




De hond op het schip naast ons moet ik in het Frans aan-spreken, zegt de Zweedse schipperse, terwijl haar man aan het tweede biertje begint. De Basset, voorzien van een handvat gemonteerd op zijn zwemvest, kijkt me treurig aan en laat een zacht gepiep horen. Als ik hem in het Frans aanspreek wendt hij zijn blik af en kijkt verlangend naar de wal waar het volgens hem beter toeven is dan op deze deinende zeilbak. Honden zijn, zoals we al vaker gezien hebben bepaald niet altijd blij aan boord, tenzij ze niet beter weten omdat ze als pup al 'mee mochten'. Kwispelend en jankend staan ze op de voorplecht bereid om zo nodig van boord te springen en naar de kant te zwemmen wanneer het afmeren hun niet snel genoeg gaat. Anderzijds beschouwen vele honden de boot als hun huis. Een toevallige voorbijganger op de steiger schrikt zich het apenzuur bij het plotse luide geblaf op oorhoogte. Van de schrik opzij springen is dan niet bevorderlijk.
Je ziet de meest vreemde rassen als onvrijwillig schepeling op de boten de haven binnenvaren. We zien in elkaar gedeukte rolmopshondjes die keffend op het voordek heen en weer hollen en Deense doggen die steevast op het gladde polyesterdak uitglijden en al spartelend in het gangboord belanden terwijl het de bedoeling was om aan land te stappen. Schippers balanceren op het potdeksel van hun wiebelende schip met de hond onder de arm of rond de nek om vervolgens een doodsstap te wagen naar de kade. De hond, zich bewust van de gevaarlijke onderneming, probeert zich tijdens de stap al aan de schipper te ontworstelen die al vloekend zichzelf en de hond in bedwang probeert te houden om een nat pak en een deuk in zijn zelfvertrouwen te ontlopen. Ik weet precies hoe het voelt; Toen we de Friendship nog hadden was Bo, de hond van onze zoon met ons mee aan boord. Het schip lag vast in de box en Bo moest voor de hoge nood aan de wal, althans dat namen we aan. Honden kunnen je wat dat betreft behoorlijk confronteren, als ze hun door ons veronderstelde hoge nood rustig uitstellen en eerst heel geïnteresseerd een paar palen op de wal gaan besnuffelen. Onze eigen teckel bestond het om 24 uur haar plas op te houden toen we een lange tocht maakten zonder aan land te komen. Wel, ik stond met Bo onder de arm op het voordek en maakte aanstalten om me met een zwierige zwaai, zoals ik gewend ben, van boord te slingeren. Langs de rolfok, één voet op de punt en dan de rest van het lijf laten volgen naar de steiger toe. Niet gewend aan het andere gewicht liep de zwierige zwaai uit op een hinkelende zijwaartse beweging op één been dwars over de steiger, die slechts een beperkte breedte bleek te hebben. Een daverende plons, schipper en hond lagen beiden in het water. Bo zwom vrolijk naar de kant en liet zich uit het water hijsen. Zelf werd ik met moeite, alle kleren nat, gered onder ingehouden gegiechel door Nienke en een toevallige toeschouwer met behulp van een in allerijl aangesleepte zwemtrap.
Hanö heeft vele gezichten. Kale rotsen wisselen af met dicht begroeid oerbos. Overal liggen met mos overdekte stenen en we worstelen ons langs bramenstruiken en omgevallen boomstronken. Plotseling zien we weer de zee. De granieten rotsen aan de kust kleuren in allerlei tinten en als de zon er op schijnt lijken ze wel van goud. Sommigen rotsen zijn begroeid met een helder geel of blauwgroen mos, dat waarschijnlijk geen mos is. Mooi door de onregelmatige ringvormen geeft het aan de ronde afgesleten vormen een zweem van levendigheid.
De hond van de buren ligt rustig te slapen op de kussens van de kuipbank. Blijkbaar tevreden met zijn lot. Zijn baasje heeft intussen naast het bier iets sterkers in een tinnen glaasje voor hem op tafel staan.
De haven ligt vol. Denen en Duitsers die volgende week weer aan het werk moeten, maken zich op om de oversteek naar de kaap ten zuiden van Simrishamn te maken. Wij wachten tot er niet te veel wind meer is. Luxe voor de mens die niet op tijd hoeft te letten.
De harde noord-westen wind van vandaag( Beaufort 5-6) laat ons flink hobbelen in de haven. Tegen de avond neemt de wind meestal af.
De hond van de buren blaft, hij bewaakt het schip en nu ook ons schip. Een rustig gevoel.
bij de foto's:
de buurhond met zijn baas
4 plaatjes van het eiland Hanö

donderdag 23 juli 2009

2 geheime tips om niet na te volgen


Van Kalmar op weg naar Utklippan, sloegen we iets eerder rechts af. Na een aantal uren varen over rimpelloos water dachten we een mooi vissers-haventje te kunnen aanlopen. Bijna liepen we vast in de modder en misten op een haar na een niet in kaart gebrachte rots voor de ingang van de haven, terwijl de kaart en de plotter een diepte van meer dan 2 meter aangaven. Over die rots voor de haven, vertelde de jongeman op de kade ons met een grijns dat ze de week daarvoor er nog een zeilschip vanaf gesleept hadden. Uiteraard tegen een kleine vergoeding. Het piratenbloed leeft blijkbaar nog voort bij deze eilanders. We lagen op Ungskär, een oud vissershaventje. Zo oud dat de ringen op de wal om aan vast te maken verroest en haast doorgerot waren. In een vissershaven vraag je uiteraard of er nog vis te koop is. Diezelfde jongen nam ons mee naar Ole, een roodbemutste zeebonk met baard, kort van stof, en slechts enkele woorden Engels sprekend. Hij had nog wat torsk, kabeljauw, in de diepvries. Ik aarzelde en keek kennelijk wat bedenkelijk, want hij zei ook nog wel wat platvis te hebben. Als we even geduld hadden zou hij wat met zijn roeibootje ophalen uit een leefnet even buiten de haven. Nog geen tien minuten later stond hij al weer bij ons schip met een net vol levende platvis met afschuwelijk ogende bulten op het rugvel. Zenuwachtig grappend maakte ik hem duidelijk, dat we dan wel graag hadden dat hij de vis voor ons fileerde. Zo geschiedde, hij zocht er twee uit die hij flappend op de kade gooide en zette er zijn mes in. Nienke die er bij stond met het fototoestel, zag het niet zitten om er een close-up foto van te maken. Handig sneed Ole de filets er af en smeet de resten over de kade muur, tot groot plezier van de meeuwen. Schoongespoeld kregen we voor 100 kroner een maaltje platvis. Leek me wat duur tot we in het vissenboek opzochten wat het voor een vis was: Tarbot, een vis die je meestal alleen in dure restaurants te eten krijgt. Wat peper en zout, een beetje bloem erover, gebakken in de roomboter met een vers bereidde risotto; we aten een godenmaal. Als het hierbij was gebleven waren we rondbuikig en tevreden te bedde gegaan. Een opvallende stank werd steeds doordringender. Nienke die haar schoenen uitklopte, zag een dode zeehond achter de boot drijven, een nog jong beest, die met de te bolle buik naar boven, zijn pootjes eroverheen gevouwen, zachtjes met de golven heen en weer deinde. De week-burgemeester ( met toerbeurt) had ons verwelkomd op het eiland en gezegd dat als er wat was, ik me bij haar moest melden en dat deed ik. Haar man en de buurman hebben het kadaver per roeiboot, al duwend met een hooivork buiten de havenkom gebracht waar ze het lieten meevoeren met de uitgaande stroom. Terug naar de natuur, waar het kadaver zeker zal worden gerecycled. Unsgär zullen we niet gauw vergeten.
De volgende morgen was er geen wind. Op de motor en later met de kluiver bij varen we naar Karlskrona, een Zweedse marinestad, waarvan de omgeving tot 1997 nog verboden gebied was. Het aanleggen tussen twee vingersteigers was een feest. Er moeten lijnen door ringen gehaald worden die zo laag op wiebelende stangen zitten dat je ieder moment het gevaar loopt de waterlijn van het schip van onder te kunnen inspecteren. Gelukkig schieten vele Zweedse handen toe om ons te helpen. Bij een zijdelingse wind en een relatief te lang schip is het heel lastig om de lijnen zo te stellen dat het schip min of meer recht in de box ligt.
Karlskrona stelde ons in eerste instantie teleur, lange rechte straten en nauwelijks een gezellig centrum. Wel een aantal fraaie grote gebouwen zoals je dat mag verwachten van een 'military town'.
Het 'da Vinci museum' op de marktplaats met een privé collectie schilderijen en objecten deed ons wat sacherijnig humeur omslaan in een lachstuip. De Kulenovic collectie is het werk van een man uit Kroatië. Een allegaartje uit verschillende tijdperken en uit verschillende landen. Prachtige figuren en vazen uit Azië, beeldjes en schalen uit Italië en een groot aantal schilderijen waaronder een schilderij van Leonardo da Vinci en Rembrandt. De suppoost, een Kroaat, sleurde ons van het ene naar het andere kunstobject onder het vermelden van al de bijzonderheden. Op dwingende toon liet hij ons voor het schilderij van Leonardo da Vinci, Madonna met het kindeke Jezus knielen om ons daarna aan te moedigen langs het schilderij te kruipen. wat we daar zagen was een wonder, het kindeke Jezus bleef ons aankijken en bewoog zowaar zijn beentjes mee terwijl wij van links naar rechts en van rechts naar links kropen. Een inderdaad wonderlijke ervaring, op je knieën door een museum kruipen. We kregen nauwelijks de tijd om alles goed te bekijken. Enigszins overdonderd door al dat moois, nota bene in Karlskrona, zijn we alles, na de suppoost geloosd te hebben, nog eens opnieuw gaan bekijken. De schilderijen zien er heel oud uit, maar na 3 - 4 oude meesters begon er wat bij ons te jeuken. De verfijning die we kennen van de schilderijen van Rembrandt zagen we hier niet, handen die geen handen lijken en gewaden die slordig geschilderd zijn. De Leonardo da Vinci en de Rafael lijken meer op overgeschilderde reproducties. Hoe beter we keken hoe meer we het idee kregen hier te maken te hebben met een collectie schilderijen waarvan meer dan de helft een vervalsing is. De suppoost was ook al te gretig om ons te overtuigen van al het bijzondere in deze collectie. Giechelend en gnuivend over onze 'ontdekking' lopen we terug naar de haven. We denken nog even aan de Zweedse vrouw en haar puberdochter, die zo onder de indruk waren van het museum. “ Je verwacht zoiets toch niet in Karlskrona, zoveel oude meesters, prachtig”. Het bezoek aan dit museum was de 50 kronen waard. Of hadden we er toch bonbons van moeten kopen?

dinsdag 21 juli 2009

Regelmatig hadden we het idee ergens in Zuid Frankrijk of Portugal te zijn. Vanuit Visby op Gotland reden we met een huurauto naar Fårö, het grote eiland ten noorden van Gotland. Farö is een schapeneiland, een Zweed legde ons uit dat een 'far' een schaap is en dat 'ör' eiland betekent. De schapen hebben een grof grijs krullend vacht, waarbij de kleur grijs varieert van donker, haast zwart grijs tot licht grijs. We zagen ze lopen in een heel wisselend landschap, glooiend, met verspreid staande loof- en naaldboomgroepen en vele jeneverbes-bomen die imponeren door hun compacte eivormige structuur. Dicht begroeide gedeeltes wisselen af met grote open stukken. Een paar verdwaalde pijnbomen in het landschap, helder blauw water, een langgerekt zandstrand onderbroken met rotspartijen. Met het warme zonnetje erbij was dit niet direct wat wij verwachtten op deze breedtegraad. Overal zien we wilde bloemen in een rijke diversiteit. Vele soorten die we niet kennen en zelfs in deze maand nog een aantal orchideeën. De rotsige bodem is bedekt met hele velden roze Sedum die kleurig afsteken tegen de bruine ondergrond en het groen van de andere bodembedekkers. Langs de kust aan de westkant van het eiland vonden we in de kale grond tussen de verspreid staande lage sparren donkerrode orchideeën. Tussen de rotsen bij de zee zagen we helder geel bloeiende Melilotus of iets wat er op lijkt. Het lijkt of de natuur de haar kort toebedeelde zon met extra gretigheid in zich heeft opgenomen en haar kleuren lijken het zonlicht weer uit te stralen. De rotsen bij de zee hebben de meest grillige vormen en staan bekend als Rauka's. Sommige lijken op mensenfiguren en hebben daarom namen gekregen. De zee heeft de zachte kalksteen opgelost en de delen met een hardere substantie dan kalksteen laten staan. Het grootse deel van het eiland bestaat uit een meerlagig sedimentplateau dat enigermate scheef afloopt naar het westen. Vroeger was het de zeebodem, nu is het één van de mooiste eilanden voor de kust van Zweden. Ingmar Bergman, de eigenzinnige en beroemde filmregisseur van vele Zweedse praatfilms, had er zijn thuis gevonden en woonde daar tot zijn dood, 2 jaar geleden.
Gotland is al schitterend maar de ruigte van de natuur op Farö bekoorde ons nog meer. We probeerden ons voor te stellen hoe het hier in de winter of in het voorjaar zou zijn. Behalve boeren, een paar kunstenaars, enkele vaste bewoners, schapen en paarden, woont er dan niemand. Misschien is dat nog wel eens te proberen, een maand retraite in een huisje op Farö in de winter. Zelf je brood bakken, hout hakken voor de kachel, sneeuw ruimen en lezen, heel veel lezen.
Over brood gesproken. De Zweden zijn dol op zoet en doen overal suiker in, dus ook in het brood. Het heet dan wel geen suiker maar siroop (sirap) en zoet is het. Ik vind het niet te eten en vraag daarom steeds naar ongezoet brood, maar tevergeefs.
Inmiddels hebben we Gotland verlaten. Wederom een prachtige zeiltocht over ruim water naar Oskarshamn. De namiddag had nog een venijnig staartje met dikke buien met onweer, die we over ons heen kregen. Eigenwijs als ik ben verzuimde ik mijn zeilpak aan te trekken en was binnen een kwartier doorweekt tot op mijn onderbroek. Het voelde niet koud aan en het warme gesop in mijn schoenen was niet eens onaangenaam. De schoenen zijn nu, een dag later, nog niet droog, ondanks allerlei slimme droogtrucs, zoals deppen met keukenpapier en ophangen in de droogkast met de verwarming aan. Mijn oude rode bootschoenen doen nu nu dienst als vervanging, al zijn de zolen wel wat glad.
We zullen de eigenaar van de Huttingwerf verwittigen dat drie van zijn 'kinderen' elkaar ontmoetten in Kalmar, een 50 voeter, een 45 voeter en een 40 voeter. Een feest voor de toeschouwer op de wal en een feest voor ons. De zeiltocht van Oskarshamn naar Kalmar verliep voorspoedig. De gestadige motregen werd opgeleukt met forse buien. Het grootzeil, tot op de draad doorweekt, hebben we maar niet met de huik toegedekt.
20 juli.
Vanochtend schijnt het zonnetje weer. Tijd om te ontbijten en Kalmar te gaan verkennen. De 45 voeter is vertrokken, grote zus en kleine zus blijven een dag liggen om bij te komen en de stad te verkennen. Er komt harde wind misschien moeten we nog een dagje blijven liggen. Geen straf we liggen mooi beschut en de haven is van alle gemakken voorzien.
21 juli.
Grote zus is vanochtend vertrokken en op weg naar Stockholm, nog bijna 400 kilometer te gaan. Wij blijven achter. Een extra dagje Kalmar om de was te doen, boodschappen te doen en de post af te handelen. Nienke doet de was. Vanavond schone lakens. Lekker.
Op naar de volgende etappe.

Over zonnekleuren, bloemen, rotsen, nattigheid en een ontmoeting




Regelmatig hadden we het idee ergens in Zuid Frankrijk of Portugal te zijn. Vanuit Visby op Gotland reden we met een huurauto naar Fårö, het grote eiland ten noorden van Gotland. Farö is een schapeneiland, een Zweed legde ons uit dat een 'far' een schaap is en dat 'ör' eiland betekent. De schapen hebben een grof grijs krullend vacht, waarbij de kleur grijs varieert van donker, haast zwart grijs tot licht grijs. We zagen ze lopen in een heel wisselend landschap, glooiend, met verspreid staande loof- en naaldboom-groepen en vele jeneverbes-bomen die imponeren door hun compacte eivormige structuur. Dicht begroeide gedeeltes wisselen af met grote open stukken. Een paar verdwaalde pijnbomen in het landschap, helder blauw water, een langgerekt zandstrand onderbroken met rotspartijen. Met het warme zonnetje erbij was dit niet direct wat wij verwachtten op deze breedtegraad. Overal zien we wilde bloemen in een rijke diversiteit. Vele soorten die we niet kennen en zelfs in deze maand nog een aantal orchideeën. De rotsige bodem is bedekt met hele velden roze Sedum die kleurig afsteken tegen de bruine ondergrond en het groen van de andere bodembedekkers. Langs de kust aan de westkant van het eiland vonden we in de kale grond tussen de verspreid staande lage sparren donkerrode orchideeën. Tussen de rotsen bij de zee zagen we helder geel bloeiende Melilotus of iets wat er op lijkt. Het lijkt of de natuur de haar kort toebedeelde zon met extra gretigheid in zich heeft opgenomen en haar kleuren lijken het zonlicht weer uit te stralen. De rotsen bij de zee hebben de meest grillige vormen en staan bekend als Rauka's. Sommige lijken op mensenfiguren en hebben daarom namen gekregen. De zee heeft de zachte kalksteen opgelost en de delen met een hardere substantie dan kalksteen laten staan. Het grootse deel van het eiland bestaat uit een meerlagig sedimentplateau dat enigermate scheef afloopt naar het westen. Vroeger was het de zeebodem, nu is het één van de mooiste eilanden voor de kust van Zweden. Ingmar Bergman, de eigenzinnige en beroemde filmregisseur van vele Zweedse praatfilms, had er zijn thuis gevonden en woonde daar tot zijn dood, 2 jaar geleden.
Gotland is al schitterend maar de ruigte van de natuur op Farö bekoorde ons nog meer. We probeerden ons voor te stellen hoe het hier in de winter of in het voorjaar zou zijn. Behalve boeren, een paar kunstenaars, enkele vaste bewoners, schapen en paarden, woont er dan niemand. Misschien is dat nog wel eens te proberen, een maand retraite in een huisje op Farö in de winter. Zelf je brood bakken, hout hakken voor de kachel, sneeuw ruimen en lezen, heel veel lezen.
Over brood gesproken. De Zweden zijn dol op zoet en doen overal suiker in, dus ook in het brood. Het heet dan wel geen suiker maar siroop (sirap) en zoet is het. Ik vind het niet te eten en vraag daarom steeds naar ongezoet brood, maar tevergeefs.
Inmiddels hebben we Gotland verlaten. Wederom een prachtige zeiltocht over ruim water naar Oskarshamn. De namiddag had nog een venijnig staartje met dikke buien met onweer, die we over ons heen kregen. Eigenwijs als ik ben verzuimde ik mijn zeilpak aan te trekken en was binnen een kwartier doorweekt tot op mijn onderbroek. Het voelde niet koud aan en het warme gesop in mijn schoenen was niet eens onaangenaam. De schoenen zijn nu, een dag later, nog niet droog, ondanks allerlei slimme droogtrucs, zoals deppen met keukenpapier en ophangen in de droogkast met de verwarming aan. Mijn oude rode bootschoenen doen nu nu dienst als vervanging, al zijn de zolen wel wat glad.
We zullen de eigenaar van de Huttingwerf verwittigen dat drie van zijn 'kinderen' elkaar ontmoetten in Kalmar, een 50 voeter, een 45 voeter en een 40 voeter. Een feest voor de toeschouwer op de wal en een feest voor ons. De zeiltocht van Oskarshamn naar Kalmar verliep voorspoedig. De gestadige motregen werd opgeleukt met forse buien. Het grootzeil, tot op de draad doorweekt, hebben we maar niet met de huik toegedekt.
20 juli.
Vanochtend schijnt het zonnetje weer. Tijd om te ontbijten en Kalmar te gaan verkennen. De 45 voeter is vertrokken, grote zus en kleine zus blijven een dag liggen om bij te komen en de stad te verkennen. Er komt harde wind misschien moeten we nog een dagje blijven liggen. Geen straf we liggen mooi beschut en de haven is van alle gemakken voorzien.
21 juli.
Grote zus is vanochtend vertrokken en op weg naar Stockholm, nog bijna 400 kilometer te gaan. Wij blijven achter. Een extra dagje Kalmar om de was te doen, boodschappen te doen en de post af te handelen. Nienke doet de was. Vanavond schone lakens. Lekker.
Op naar de volgende etappe.

bij de foto's
5 maal Farö
Nienke loopt een labyrinth( oud of niet oud?)


woensdag 15 juli 2009

Over familiebezoek, Stockholm en kippetjes in Visby


Het was voor de trouwe lezer wat stilletjes aan het blogfront. Dat zit zo: ik had geen tijd, inderdaad geen tijd om wat op te schrijven. Zo in beslag genomen door wat er allemaal de laatste 10 dagen gebeurde . Eerst waren het de 3 dagen met zoon Ewout, zijn vrouw Fenny en de 2 klein-kinderen, die ons met een bezoek vereerden. Met hun prachtige 'old lady”, een Landcruiser van meer dan 25 jaar oud, maakten ze een rondtrip door Zweden en gunden ons een bezoek van 3 dagen. Het was af en toe wel wat behelpen, 3 dagen zo dicht op elkaar, maar gelukkig vonden we voor de nachten een mooie logeerplek. De oudste kleinzoon genoot van het varen met de rubberboot en liet al snel zien dat hij, 5 jaar oud, al goed kan roeien. De jongste, 2 ½ jaar oud, met zijn grijpgrage vingertjes, probeerde ondanks mijn waarschuwingen om de knoppen niet aan te raken, of de boegschroef nog werkte. Het plotse geluid voorin het schip was goed voor een huilbui van de schrik. Zo gauw hij aan boord stapt moet er aan het stuurwiel gedraaid worden. Of dat een voorbode is om zijn oom, onze oudste zoon Jeroen op te volgen weet ik niet, de tijd zal het leren. In Västervik namen we afscheid van elkaar, wij gingen terug met de bus naar Loftahammar. De dag na hun vertrek waren we wat down en verlangden naar Nederland, even wisten we onze draai niet meer terug te vinden. We besloten om onszelf een kleine weekendtrip te schenken. We gingen per expressbus( geboekt via het internet) naar Stockholm. Veel groen, prachtige gebouwen en dan het indrukwekkende Vasa-museum. We raakten er niet uitgekeken. In oogcontact met het oorlogsschip, dat in 1961 uit de modder werd getrokken, herinnerde ik me dat ik het ook gezien heb in 1964 toen ik voor een maand als 16 jarig knulletje leerde lassen in de Scania fabriek, waarbij mijn vader destijds in Nederland werkte. Wat ik me ervan herinner was dat alles in een conserverende vochtige damp werd gehouden omdat het schip dat 333 jaar onder water had gelegen anders uit elkaar zou vallen. Het is indrukwekkend om te zien hoe ze er nu bij ligt. Voor een groot deel weer aangekleed met alles wat na het zinken van het schip was losgeraakt. Interessant is dat de bouw van het schip in 1626 werd geleid door 2 Nederlandse scheepsbouwers, Henrik Hybertsszoon( in Nederland zal zijn naam wel iets als 'Huibertszoon 'zijn geweest) en Arendt de Groot. Henrik legde het loodje terwijl het schip een jaar in aanbouw was. Arendt heeft het afgemaakt. Onder druk van Koning Gustav II Adolf moest het een prestige-object worden met twee boven elkaar gelegen dekken voor wel 64 kanonnen. Er werd veel veranderd gedurende de bouw en het snelle, 69 meter lange, slankgelijnde oorlogsschip kreeg daardoor uiteindelijk te weinig ballast in het onderwaterschip, dat relatief te klein bemeten was. Het werd een regelrechte ramp. Het schip heeft nog geen 500 m onder zeil gevaren of het kapzeisde terwijl het water door de kanonspoorten naar binnen stroomde.
Waarschijnlijk heeft de koning beseft dat hij door zijn exorbitante eisen, mede schuldig was aan dit gebeuren. Niemand werd beschuldig of veroordeeld.
Danzij de conserverende werking van de Baltische zeemodder is het schip in een buitengewone gave toestand gebleven. Met de berging van het schip, een gigantisch prestatie, hebben de Zweden hun grootheidswaan om het meest perfecte oorlogsschip van de 17 de eeuw te bouwen ruimschoots goedgemaakt. Stockholm is alleen vanwege dit museum een bezoek waard. We genoten van de haast Frans aandoende etablissementen, waar je uitstekend kunt eten en bediend wordt.
Terug op ons schip in Loftahammar werd ik bevangen door een 'Stockholmse' griepje, de voor mij gebruikelijke verkoudheid die meestal begint met keelpijn en eindigt met hoesten. Dus zo speciaal was het niet, wel vervelend. De zeildag erna, richting Visby op Gotland was een geschenk. Vol tuig en een windje Beaufort 3-4 liet Nika snorren van plezier. Met regelmatig een dikke 7 knopen op de GPS stoven we naar de overkant, 53 mijl louter plezier. Heerlijk was het om weer eens zo lekker relaxed te zeilen. Geen gescharrel tussen de scheren en geen kans om ergens een rots te raken met een diepte van 140 meter in dit deel van de Baltische zee.
In Visby is het deze week feest, Stockholmweek. Stockholm achtervolgt ons. We worden verwelkomd met het geboem van techno, dance, of hoe het ook mogen heten. We vinden uiteindelijk een plek om aan te leggen, enigszins verwijderd van het feestgedruis. Waar zijn we nu weer in godsnaam tercht gekomen? Ik bezocht in Sneek vele jaren geleden een pluimvee-tentoonstelling. Overal haantjes en kippetjes in kooitjes, luid kakelend en onrustig heen en weer schuivend in hun niet al te grote behuizingen. Mogelijk ook erotisch geprikkeld door al het moois om hen heen. Een zinderende atmosfeer van waar je als voorbijganger geen deel aan kunt hebben, maar die zich wel aan je opdringt. Er waren hier ook kippetjes op de kade, de hanen vond ik niet zo interessant. Met een glas bubbels in de hand stonden ze niet alleen op de kade maar ook op de gênant grote strijkijzers met matrassen op het achterdek te wiegen op even zovele soorten technomuziek. Of moet ik zeggen de vuisten ritmisch naar elkaar toe wuiven alsof je twee naast elkaar gelegen deuren wilt bekloppen om binnen gelaten te worden. En dat alles in een nauwelijks verhullend verenkleed. ( vrouwelijk lezers moeten dit stukje maar overslaan, want het wordt nog erger). Als man laat je dat alles niet onberoerd, zeker niet na een lange zeereis. Het is haast schokkend om te zien hoe deze jonge meiden zonder gêne laten zien wat je als man alleen in gedachten oproept. Het moet gezegd worden, ik ben er niet ongevoelig voor. De kippetjes, soms naar mijn smaak wat al te doorvoed, weten hoe ze er op hun verleidelijkst uit zien. Jurkjes die bijna afzakken en broekjes die naar beneden getrokken moeten worden. En dat alles in full color. De gebruinde teint in het gezicht wordt ondersteund met de nodige mascara zodat de blauwe kijkers nog mooier lijken.Tussen al dat uiterlijk vertoon realiseer ik me ook dat er een grote leegte uit spreekt. De uiterlijke prikkel moet het doen, want een gesprek is door de muziek onmogelijk en dat maakt het allemaal ook weer wat droevig. Ze hebben lol, dat zie je, en de ouderen (waaronder ik mezelf ook reken) die op de kant naar de gratis show kijken hebben er ook lol aan. De pastoor zou ervan blozen.
's Nachts werd ik niet geplaagd door dromen over pluimvee, maar wel door zoemende vliegen. Ik meende er één te pakken te hebben, die ik van het beddelaken verwijderde en op de grond gooide. Later tikte ik er nog één op zijn koppetje en gooide die ook op de grond.De volgende ochtend verwachtte ik 1+1= 2 vliegen op de vloer. Er lag er maar één, conclusie: Ik heb dezelfde vlieg twee keer te pakken gehad, maar de eerste keer niet definitief genoeg. Taaie rakkers die Zweedse vliegen.
Visby is gelukkig meer als een pluimvee-tentoonstelling. De stad is een wereldmonument. Een 'Hanze stad', zoals o.a. Lubeck, Rostock, Tallin, Kampen en Deventer. Er was altijd al een levendige handel tussen de lage landen en de Baltische staten. Behoren tot de Hanzesteden bood zekerheid, bescherming en onderlinge lucratieve handel. Gotland is langdurig in de vergetelheid geraakt na de bloeiperiode van de Hanzesteden, waardoor er veel ouds bewaard is gebleven, waaronder een honderdtal middeleeuwse kerken. Met het opkomen van het toerisme is er veel gerestaureerd en van wat we tijdens een rondleiding in het ommuurde deel van Visby gezien hebben is veel authentiek. De vele rozenstruiken bij de huizen in smalle straatjes en de prachtige botanische tuin zijn een verademing na de toeristische gekte bij de haven.
Visby is mooi, een plek om nog eens te bezoeken.
bij de foto's:
opa met oudste kleinzoon Jamie aan het ontbijt
het schip Vasa
in de botanische tuin van Visby worden de rozen goed verzorgd
detail st Maria Domkirkan voorportaal
rozen in een straatje, Visby


zaterdag 4 juli 2009

Tussen de Scheren



Heel voorzichtig sturen we Nika langs de ondiepten. Het water kleurt als een geel zandstrand, dooraderd met donker-blauwe scheurtjes. In zee drijven hele velden algen. Aan-vankelijk dachten we dat het stuifmeel was, maar de structuur was te grof en de laag te dik om die diagnose te stellen. Een moedereend zwemt met wel 12 jongen midden op zee ver weg van de sporadische scheren die als gladde bulten oprijzen uit het spiegelgladde water. Er is nauwelijks wind en het zachte gebrom van de motor wordt slechts onderbroken door een verre kreet van een enkele meeuw die als altijd op zoek is naar iets eetbaars. Een aalscholver duikt vlak voor de boeg op en heeft een platvis in zijn bek die na wat jongleren, in zijn geheel opgeslokt wordt. Door het ontbreken van de wind zijn de rotsen vlak onder het wateroppervlak niet te zien, geen golf die er op breekt, geen rimpeling in het wateroppervlak. We houden de boeien voortdurend in de gaten en volgende de geleidelijnen op de plotter, waardoor we soms wijde bochten maken net als de Zweden die het gebied kennen. Het is een vreemd idee dat de bodem waar we hier over heen varen bezaaid is met stenen en rotsen, rotsen die ieder jaar een paar centimeter omhoog komen omdat het hele bodem van Skandinavië omhoog komt. De zee wordt dus ieder jaar een beetje ondieper. Op de zeekaart staan omlijnde gebieden waar je beter niet kunt varen omdat de diepte niet in kaart is gebracht is.
Het was erg warm de laatste dagen en het weer is onstabieler geworden. Donkere wolken laten hun lading vallen. De wind valt vrijwel volledig weg en de regen, die valt is een verademing na de zwoele hitte. De scheren van de oostkust van Zweden zijn beslist lieflijker dan de Noorse scheren. Op elke rots die zich enigszins verheft boven het water staan wel enkele planten te bloeien, en de blauw-roze bloemetjes van het Engels Raaigras doen me op afstand denken aan heide.
Wat is het toch mooi om in de beschutte baaien voor anker te liggen. Het avondlicht betovert ons met zijn zacht-rode tinten, de schaduwen worden langer en de donkere dennebomen verliezen hun structuur tegen de achtergrond van het verdwijnende licht. Een vis springt boven het water, misschien wel om die mug te pakken die van plan was om zich aan ons bloed te goed te doen. Ze zijn er wel, de muggen, maar ze zijn er gelukkig maar even. Alleen tijdens de schemering zijn ze nogal opdringerig. Ze verzamelen zich onder de sprayhood om van daaruit een aanval op onze blote ledematen te doen. Nog geniepiger zijn die muggen die er de voorkeur aan geven om hun maaltijd uit te stellen door het schip binnen te vliegen en zich te verschansen op een, voor ons, onzichtbare plek. Als we ons dan uiteindelijk te ruste leggen, alle horren in stelling, proberen deze slimmerikken ons warme te bloed te vinden, tenzij we aan hun rooftocht een einde maken met een harde klap van een hand of een muggemepper. Tot nu toe zijn we er aardig in geslaagd datgene te verhinderen wat de meeste muggen van plan zijn. Nienke's scherpe gehoor en haar flitsende slagvaardigheid heeft menig( 5) mug zijn leven gekost. 's Morgens vegen we de muggenlijkjes of dat wat er onherkenbaar nog van over is op een hoopje en voeren er de vissen mee, die driftig, vol verwachting rond de boot heen en weer zwemmen. Het brakke water van de Oostzee schept naast een milieu voor normale zeevissen ook een biotoop voor vissen die je normaal alleen in zoet water tegenkomt. Er wordt hier gevist op Snoek en (zoetwater-) Baars. Wat we kennen van Nederland is dat kinderen in de havens krabbetjes vangen met een mossel aan een knijper. Hier vangen de kinderen baarsjes die vlak bij de steigers zwemmen.
We zijn het inmiddels gewend; of te veel wind of te weinig wind. Al moet ik toegeven dat we toch een paar fantastisch mooie zeildagen hebben gehad. We verbazen ons over de prachtige zeilschepen van de Zweden, slanke schoonheden, die elegant tussen de scheren door glijden, zich schijnbaar niet bewust van al die harde obstakels onder de waterspiegel. We herkennen de doorgetrokken klassieke lijnen van de schepen uit het begin van de vorige eeuw, lijnen die we ook zo waarderen in ons eigen schip. Het is een genot om te zien hoe de Zweden, vaak in hun eentje, onder zeil de haven invaren, rustig het voorzeil neerhalen en op het laatste moment het grootzeil laten zakken, om daarna haast nonchalant hun anker uit te gooien of aan een meerboei vast te maken. Al gaat het steeds beter, een onbekende haven binnenvaren en niet weten waar je kunt afmeren is voor ons bijna altijd nog een spannend gebeuren. Ik vergis me om te denken dat ik zou moeten kunnen wat deze mensen op bekend terrein zo gemakkelijk lijkt af te gaan.
We hebben eigenlijk geen zin nog veel verder naar het Noorden te varen. Het is hier mooi en als onze zoon Ewout met Fenny en de kids hier morgen arriveren, komen ze naar ons idee in een prachtig stuk scherenkust. We verheugen ons erop hun de mooie plekken te laten zien die we inmiddels bezocht hebben.
Laat het zonnetje maar schijnen.

Bij de foto's:
oostzeemeermin rijst op uit de algensoep
de volgende 2 foto's zijn eigenlijk mislukt maar geeft te denken over de bezigheden van schipper en schipperse.
de laatste foto, eveneens mislukt, verhaalt van het vertrek per rubberboot van 2 vrienden naar hun eigen schip na een rijkelijk besproeide gezellige avond.