Zoeken in deze blog

zaterdag 13 februari 2010

Met de Franse slag



Hier in de Provence verbazen we ons over het on-affe, het imperfecte en het bijna verwaarloosde.
Wat in Nederland al gauw wordt gezien als grove verwaarlozing, is hier in harmonie met de omgeving, met de natuur, met het verval. Een venster met afgebladderde verf is hier ineens mooi, de verbleekte blauwe kleur van een deur is in perfecte harmonie met de zalmroze muur van de gevel. Het gedeel-telijk verzakte plaveisel van het straatje is in balans met de verouderde gevels van de huizen. Zelfs de electriciteitskabels die slordig over de straten hangen storen niet echt. De wingerd die vanuit een pot opklimt tegen de gevel lijkt de behoefte aan vaste grond niet te ontberen.
We zitten in een cafeetje in Flayosc en hebben net een café besteld. Een man komt binnen en begint alle gasten te begroeten, er worden handen geschud en er wordt gezoend. Het blijkt de uitbater van het café te zijn die net boodschappen heeft gedaan, twee gasflessen en een doos met wijn worden naar de voorraadkelder gebracht. Hij is vrolijk en de twee vrouwen achter de tap, die constant bezig zijn, hebben af toe een babbel met het zoontje van één van hen. De bedrijvigheid lost op in vrolijk bezig zijn. Het ziet er allemaal heel ontspannen uit. Twee mannen staan aan de tap om hun Pastis te drinken en laten het pittige drankje door een biertje van de tap volgen. De café smaakt goed en geïntrigeerd door wat we allemaal zien bestellen we midden op de dag een rosé, niet direct iets wat we in Nederland zouden doen. Ten overvloede meld ik het aan de omvangrijke vrouw achter de tap “ ce n'est pas normal pour nous, nous Hollandais”. Ze reageert er nauwelijks op. Er komen nog meer mensen binnen die geanimeerd de gasten begroeten. Het is etenstijd en de eerste bestellingen worden geplaatst, Dorade met risotto. Jammer dat Nienke het niet ziet zitten om midden op de dag te gaan tafelen, ik had er wel zin in gehad.
Het stokbrood dat we haalden bij de locale bakker is bepaald niet te versmaden. Dat brood, net uit de oven. Het is een wonder, die dunne krokante korst, een geur van vers hooi en noten. Eenmaal thuis in ons huisje heb ik de neiging om het bij de lunch helemaal op te eten, terwijl de honger eigenlijk al is gestild.
Vanmorgen hadden we geen water, de waterleiding, op zijn Frans aangelegd, deels boven de grond, was bevroren en er lag sneeuw op het veld en de daken. Het schijnt hier niet zo vaak te gebeuren dat er sneeuw valt, maar het zat erin. Tenslotte ligt heel Europa te kreunen onder de slechte weersomstandigheden. 60 cm sneeuw op de autoroute en de doorgaande wegen, ellenlange files aan de Rivièra kust, vrachtauto's die door de gladheid van de weg zijn geraakt.
Na de lunch maakten we een tochtje naar Cotignac. Dwars door de wijngaarden over hobbelige weggetjes. Het landschap is afwisselend en betoverend mooi. In Cotignac is het stil in de winterperiode en de kale Platanen staan als reuzen in meditatie rond het plein alsof ze zich voor- bereiden op de warme zomer. Een aantal oude mannen bespreken met elkaar het nieuws van de dag en een man loopt met een oud hondje in de richting van de Tabac. Cotignac is gebouwd tegen een steile rotswand van tufsteen. In de wand zijn rotswoningen, die bewoond werden vanaf 800 na Christus. Het was een veilige plek. De Saracenen die deze contreien destijds onveilig maakten hadden er geen vat op. Het hele dorp maakt een middeleeuwse indruk, als er geen auto's stonden zou je je kunnen voorstellen dat er een stel ridders te paard door de smalle straatjes aan komen rijden.
Op onze zoektocht langs wijnproeverijen voor een goede wijn aan boord konden we de plaatselijke degustation niet overslaan. De man achter de balie keek ons wat nors aan, hij had er duidelijk geen zin in. Op onze vraag of we de wijn die in de 5 literpakken aangeboden werd konden proeven, haalde hij een halflege fles onder de toonbank vandaan. De wijn zou 'pareil' zijn aan die uit de boxen. Hij rook er even aan, ik vermoed om te beoordelen of hij niet al te lang openstond, en schonk ons een bodempje in het glas. De wijn was niet te zuipen, hij rook zuur en was van een mindere kwaliteit. Hij had het snel door, onze gelaatsuitdrukking sprak boekdelen. Het trekken van een extra vies gezicht is voor de man of vrouw achter de toog een duidelijke boodschap. Als de wijn niet aan de verwachting voldoet moet je hem ook niet kopen Vriendelijk doch beslist verlieten we de winkel. We leren het al. Ik had voordien bij deze 'degustations', waar je gratis mag proeven, toch het gevoel dat ik wat moest kopen. Voordat je het weet zitten we met liters slechte wijn die alleen geschikt is om er 'coq au vin' of azijn van de maken. Onze queeste naar de ultieme wijn in pakken voor aan boord zetten we voort en wie weet zit er op den duur nog handel in. Stel je voor dat we dé wijn vinden die bijna iedere schipper en schipperse lekker vindt. Misschien maken we er wel een 'Hutting wijn' van. En dan doen we er ook nog een tegeltje bij van Provencaalse rode aarde, helemaal gratis, bij uitstek geschikt als stevig onderzetter voor alles wat aan boord neigt tot schuiven.

bij de foto's: Cotignac en ons huisje in de sneeuw.

donderdag 4 februari 2010

's Lands wijs 's lands eer.


Hier in Flayosc midden in de Provence vriest het net zo hard als in Nederland. De sneeuw ontbreekt, dat wel, maar de koude wind die vanuit de bergen over dit oude land blaast doet ons menigmaal huiveren. De discrepantie tussen de kou en het mediterraan plaatje met palmbomen, Yucca's en puntige Aloës brengt ons als verse bezoekers nog behoorlijk in verwarring.
Terwijl de Mimosa op springen staat, is het zwembad 's morgens bedekt met een laagje ijs.
Overdag is de temperatuur in het zonnetje best aangenaam. Een fikse wandeling over hobbelige paden steil omlaag en later geleidelijk omhoog zorgt met puffen en blazen voor een natte rug. We merken dat onze conditie niet al te best is en nemen ons voor elke dag een stuk te lopen.
De wegen zijn uitstekend geschikt om je auto versneld voor te bereiden op de sloop. Zelden zoveel hobbels en kuilen gezien. Alleen de doorgaande wegen zijn redelijk tot goed.
Onderweg van Nederland naar ons plekje hier in de Provence, kreeg de richtingaanwijzer het op zijn heupen. In plaats van een regelmatige tik bij het richting aangeven, horen we een, op hol geslagen tapdancer met een ritmeprobleem, ook als ik mijn richtingaanwijzer weer in de nulstand zet. Met mijn steenkolen Frans probeer ik de man van de garage uit te leggen; 'le clignoteur de ma voiture n'est pas normal, il est fou'. Hij kijkt me wat verwonderd aan en wilde dat met eigen oren verifiëren. Hij wist niet zeker wat het kon zijn, 'peut-être un relais'.
Het is een hele klus om je auto 'en France' in reparatie te krijgen, zoveel gegevens als eerst in de computer gepompt moeten worden. Bovendien wordt de auto voordat de opdracht aangenomen wordt van alle kanten geïnspecteerd op beschadigingen, zodat ik achteraf niet kan claimen dat er iets in de garage mis is gegaan. Braaf zet ik mijn handtekening onder het voorbedrukte formulier. De teerling is geworpen. Vriendelijk doch beslist worden we naar de wachtruimte ge-bonjoured. Na het echte diagnose werk in de garage zelf krijgen we de schade gemeld; het is de clignoteurhendel die kaduuk is. Het onderdeel moet worden besteld. Of we a.s. donderdag om 9 uur maar terug willen komen. Fijntjes vraagt de man achter de balie of we wel zo vroeg willen komen. Blijkbaar zien we er als pensionado's niet uit als vroeg-op-staanders.
Terwijl we aan het wachten waren, we hebben immers alle tijd, zagen we een zeer frans uitziende dame met een erg strak zwart coltruitje over haar pronte borsten. Daaronder hing een nauw zwart-leren koker-rokje dat haar dwong met kleine pasjes te lopen. Wiebelend op haar pumps met eindeloos hoge hakken, ook al niet bevorderlijk voor een stevige tred, twijfelden we of ze zelf liep of mechanisch werd voortbewogen. Onmiddellijk dachten we te maken te hebben met de directrice van dit blitse garagebedrijf. Alle mannen die binnenkwamen zoenden haar op beide wangen, wat ons inziens toch een blijk van bekendheid moest zijn. Hoe fout was onze inschatting; haar taak was niet het runnen van het bedrijf, maar het schoonhouden van de vloer en dat uiteraard met de “franse slag”, een zwiep naar links en een zwiep naar rechts, net niet tot in de hoekjes van de werkvloer. Over werkkleding hebben de Fransen duidelijk een andere visie.
We leerden later van de gastvrouw van ons huisje, dat het zoenen in deze buurten een dagelijks ritueel is, desnoods meerdere keren per dag. Tijdens haar rondleiding door het dorp zagen we haar achtereenvolgens de politieman, een restaurateur, een paar vrouwen en een automobilist, midden op straat, zoenen. Op de scholen is het zoenen gedurende de griep-epidemie tijdelijk verboden geweest. Nu wordt er tussen de leerlingen weer als vanouds 'gewangd', want echt zoenen op de mond is er niet bij.
Het is even wennen hier in Flayosc, heel wat anders dan onderweg zijn met je schip.
Die 2 maanden komen we hier wel door, al was het alleen maar door de grote keus aan heerlijkheden waar de supermarkten en de markten van overvloeien. Een aansporing om weer eens flink creatief met de potten en pannen te gaan rommelen.
Op de foto's een paar sfeerplaatjes van de dorpen Flayosc en Tourtour.