Zoeken in deze blog

donderdag 23 juli 2009

2 geheime tips om niet na te volgen


Van Kalmar op weg naar Utklippan, sloegen we iets eerder rechts af. Na een aantal uren varen over rimpelloos water dachten we een mooi vissers-haventje te kunnen aanlopen. Bijna liepen we vast in de modder en misten op een haar na een niet in kaart gebrachte rots voor de ingang van de haven, terwijl de kaart en de plotter een diepte van meer dan 2 meter aangaven. Over die rots voor de haven, vertelde de jongeman op de kade ons met een grijns dat ze de week daarvoor er nog een zeilschip vanaf gesleept hadden. Uiteraard tegen een kleine vergoeding. Het piratenbloed leeft blijkbaar nog voort bij deze eilanders. We lagen op Ungskär, een oud vissershaventje. Zo oud dat de ringen op de wal om aan vast te maken verroest en haast doorgerot waren. In een vissershaven vraag je uiteraard of er nog vis te koop is. Diezelfde jongen nam ons mee naar Ole, een roodbemutste zeebonk met baard, kort van stof, en slechts enkele woorden Engels sprekend. Hij had nog wat torsk, kabeljauw, in de diepvries. Ik aarzelde en keek kennelijk wat bedenkelijk, want hij zei ook nog wel wat platvis te hebben. Als we even geduld hadden zou hij wat met zijn roeibootje ophalen uit een leefnet even buiten de haven. Nog geen tien minuten later stond hij al weer bij ons schip met een net vol levende platvis met afschuwelijk ogende bulten op het rugvel. Zenuwachtig grappend maakte ik hem duidelijk, dat we dan wel graag hadden dat hij de vis voor ons fileerde. Zo geschiedde, hij zocht er twee uit die hij flappend op de kade gooide en zette er zijn mes in. Nienke die er bij stond met het fototoestel, zag het niet zitten om er een close-up foto van te maken. Handig sneed Ole de filets er af en smeet de resten over de kade muur, tot groot plezier van de meeuwen. Schoongespoeld kregen we voor 100 kroner een maaltje platvis. Leek me wat duur tot we in het vissenboek opzochten wat het voor een vis was: Tarbot, een vis die je meestal alleen in dure restaurants te eten krijgt. Wat peper en zout, een beetje bloem erover, gebakken in de roomboter met een vers bereidde risotto; we aten een godenmaal. Als het hierbij was gebleven waren we rondbuikig en tevreden te bedde gegaan. Een opvallende stank werd steeds doordringender. Nienke die haar schoenen uitklopte, zag een dode zeehond achter de boot drijven, een nog jong beest, die met de te bolle buik naar boven, zijn pootjes eroverheen gevouwen, zachtjes met de golven heen en weer deinde. De week-burgemeester ( met toerbeurt) had ons verwelkomd op het eiland en gezegd dat als er wat was, ik me bij haar moest melden en dat deed ik. Haar man en de buurman hebben het kadaver per roeiboot, al duwend met een hooivork buiten de havenkom gebracht waar ze het lieten meevoeren met de uitgaande stroom. Terug naar de natuur, waar het kadaver zeker zal worden gerecycled. Unsgär zullen we niet gauw vergeten.
De volgende morgen was er geen wind. Op de motor en later met de kluiver bij varen we naar Karlskrona, een Zweedse marinestad, waarvan de omgeving tot 1997 nog verboden gebied was. Het aanleggen tussen twee vingersteigers was een feest. Er moeten lijnen door ringen gehaald worden die zo laag op wiebelende stangen zitten dat je ieder moment het gevaar loopt de waterlijn van het schip van onder te kunnen inspecteren. Gelukkig schieten vele Zweedse handen toe om ons te helpen. Bij een zijdelingse wind en een relatief te lang schip is het heel lastig om de lijnen zo te stellen dat het schip min of meer recht in de box ligt.
Karlskrona stelde ons in eerste instantie teleur, lange rechte straten en nauwelijks een gezellig centrum. Wel een aantal fraaie grote gebouwen zoals je dat mag verwachten van een 'military town'.
Het 'da Vinci museum' op de marktplaats met een privé collectie schilderijen en objecten deed ons wat sacherijnig humeur omslaan in een lachstuip. De Kulenovic collectie is het werk van een man uit Kroatië. Een allegaartje uit verschillende tijdperken en uit verschillende landen. Prachtige figuren en vazen uit Azië, beeldjes en schalen uit Italië en een groot aantal schilderijen waaronder een schilderij van Leonardo da Vinci en Rembrandt. De suppoost, een Kroaat, sleurde ons van het ene naar het andere kunstobject onder het vermelden van al de bijzonderheden. Op dwingende toon liet hij ons voor het schilderij van Leonardo da Vinci, Madonna met het kindeke Jezus knielen om ons daarna aan te moedigen langs het schilderij te kruipen. wat we daar zagen was een wonder, het kindeke Jezus bleef ons aankijken en bewoog zowaar zijn beentjes mee terwijl wij van links naar rechts en van rechts naar links kropen. Een inderdaad wonderlijke ervaring, op je knieën door een museum kruipen. We kregen nauwelijks de tijd om alles goed te bekijken. Enigszins overdonderd door al dat moois, nota bene in Karlskrona, zijn we alles, na de suppoost geloosd te hebben, nog eens opnieuw gaan bekijken. De schilderijen zien er heel oud uit, maar na 3 - 4 oude meesters begon er wat bij ons te jeuken. De verfijning die we kennen van de schilderijen van Rembrandt zagen we hier niet, handen die geen handen lijken en gewaden die slordig geschilderd zijn. De Leonardo da Vinci en de Rafael lijken meer op overgeschilderde reproducties. Hoe beter we keken hoe meer we het idee kregen hier te maken te hebben met een collectie schilderijen waarvan meer dan de helft een vervalsing is. De suppoost was ook al te gretig om ons te overtuigen van al het bijzondere in deze collectie. Giechelend en gnuivend over onze 'ontdekking' lopen we terug naar de haven. We denken nog even aan de Zweedse vrouw en haar puberdochter, die zo onder de indruk waren van het museum. “ Je verwacht zoiets toch niet in Karlskrona, zoveel oude meesters, prachtig”. Het bezoek aan dit museum was de 50 kronen waard. Of hadden we er toch bonbons van moeten kopen?

Geen opmerkingen: