Zoeken in deze blog

donderdag 29 oktober 2009

het laatste tochtje van het seizoen met herinneringen aan vroeger


De harde oostenwind geeft de laatste blaadjes aan de lindeboom weinig kans om zich langer aan de takken vast te houden. Ons schip aan de kade in Medemblik heeft zich opgeworpen tot opvangplek voor de bladeren die het niet meer gered hebben, althans voor de bladeren van de lindeboom naast ons op de dijk. Het kontrast van het onstuimige IJsselmeer en het vlakke water in de haven van Medemblik is groot, de wind waait hoog boven de huizen en zo dicht bij de kade, onder de dijk liggen we mooi beschut. Vanuit de kuip met een lage zon in het westen bekijken we het leven van de havenbewoners. Met een kapot geel schepje in de ene hand en de twee lijnen met bijbehorende hondjes in de andere hand drentelt een plaatselijke schone geduldig over de dijk. Ze is het duidelijk gewend en de honden krijgen alle kans om hun snuffelbehoefte voorafgaande aan die andere behoefte te praktiseren. Een man met een plafonniere onder de arm loopt over de steiger naar boven, even later gevolgd door een vrouw met een Tiffany-lampekap. Als na 10 minuten dezelfde man en daarna nogmaals de vrouw met wederom een winkellading lampen voorbijkomt , kan ik het niet nalaten, enigszins opgefleurd door een Duveltje, te vragen 'wat al dat gesleep met lampen te betekenen heeft'. Een schip met een grote plafonniere in de roef of een Tiffany lamp bij de kombuis kon ik me niet helemaal voorstellen. Ook de tulplampjes op stelen als een boeket bevestigd op een wandplaat leek me niet een nautisch verantwoorde verlichting. De vrouw hield de pas in en zei lachend dat ze aan het verhuizen was, en dat haar gang langs de steiger de kortste route was van de oude woning naar de nieuwe.
Medemblik is voor ons een geliefde plek om af te meren en heeft een nostalgische betekenis. Het leuke stadje was in de jaren tachtig de plek waar we ons eerste schip kochten, een Cornish Crabber. Splinternieuw en voorzien van talloze lijntjes waar we beide de betekenis nog van moesten ontdekken. Op de dag van de overdracht woei het stevig en een overtocht over de plas naar Workum en haar toekomstige ligplaats in Heeg keken we met de nodige bezorgdheid tegemoet. Nienke's vader, niet meer zo vlot als vroeger, was met ons mee en gedrieën zouden we de overtocht maken.
De verkoper van het schip deed er luchtig over en zei dat de Crabber juist voor dit weer gebouwd was en dat we in plaats van het grootzeil ook het topzeil achter de mast konden bevestigen. Samen met de beide voorzeilen zou dat bij deze westenwind een ideale zeilvoering zijn. Met wat gepruts en hulp hebben we dat topzeil achter de mast bevestigd en de schoothoek van het zeil naar het eind van de giek strak getrokken. Aldus voeren we met het topzeil op ooghoogte en de voorzeilen nog ingedraaid op de motor de haven van Medemblik uit. Voor het eerst op het grote water, met goed zicht richting Workum. De golven waren hoog, hoger dan we ooit op de Friese meren hadden gezien, maar ons Crabbertje deed het geweldig, ze had er zin in en de schuin van achter aanrollende golven nam ze met elegante zwiepbewegingen van haar kontje. Ik weet niet meer hoeveel knopen we liepen, naar mijn herinnering liepen we hard, als ik terug denk aan het voorbijschietende schuim aan de lage kant van het schip. Nienke's vader vond het allemaal geweldig. Al liet hij dat woordelijk niet blijken, zijn ogen spraken klare taal.
Deze Crabber is de basis geworden van de vele zeiltochten die we met ons gezin hebben gemaakt.
Droogvallen op de Koffiebonenplaat bij Terschelling, voor anker liggen achter de Richel bij Vlieland en niet te vergeten de tochten die we maakten over het Duitse Wad en die ene oversteek naar Helgoland. Kokkels vangen met een schep, net nadat het wad is drooggevallen, krabben vangen met een netje in de haven, pannenkoeken ruilen tegen een paar tongscharretjes bij een visserman die met zijn schip net als wij voor anker ligt. Toen we vele jaren later een Friendship 28 kochten was dat ook in Medemblik. Naar bleek een schip met levende have aan boord. Op de masttop had een duif besloten een nest te maken. En in een nest plegen vogels eieren te leggen. Vanaf zo'n hoogte vallen en op het dek belanden is voor de levende inhoud van een ei dodelijk. Dat gebeurde toen we wegvoeren. De enige begrafenis die we konden bedenken was een zeemansgraf te samen met de resten van het nest dat haar plek boven op de mast niet had weten te handhaven.
Medemblik, een plek waar voor ons veel is begonnen maar waar nu voor ons het zeilseizoen eindigt.
foto: Medemblik in een waterig namiddagzonnetje.

zondag 11 oktober 2009

Herfst en van vissers en fuiken


Roodbruin krullen de bladeren van de vogelkers zich tegen het licht van de laagstaande zon. Ik loop over het pad langs de jachthaven en zie neer op het mastenwoud. Ik realiseer me dat het over een maand een stuk leger zal zijn. Deels op de wal en deels in de loods worden al die zeilpaardjes tijdelijk op stal gezet in afwachting van een volgend seizoen. Aan de wind zal het niet liggen die blaast en giert ook tijdens de wintermaanden door de bomen. Mijn stappen op het schelpenpad maken me bewust dat ik loop en mijn aandacht verlegt zich naar mijn voetzolen. Hoe loop ik eigenlijk, hoe zetten mijn voeten iedere stap? Ik merk dat ik loop en niets anders, geen gedachten die verstoren, ik loop. De beweging in mijn enkels, de hak eerst op de grond en daarna de rest van de voetzool. Linker voet, rechter voet. Daarboven lijk ik in balans, mijn knieën vangen de schokken van het neerzetten van mijn voet op en mijn bekken wiegt er zachtjes boven. De zon schijnt en me bewust van de warmte trek ik mijn trui uit. Een enkel zeilschip glijdt langzaam onder zeil voorbij, in stilte. Bij de waterkant sta ik te kijken en een oudere man komt naast me staan en begint te praten. Ik knik af en toe maar heb moeite om zijn Fries-Hollands te verstaan. Hij is palingvisser en naar ik verneem inmiddels 82 jaar. Hij wijst de vlaggetjes van zijn fuiken. hij is boos, heel boos, op de regering die hun een vangstbeperking heeft opgelegd en daar niets tegenover heeft gezet. Boos op de Spanjaarden die maar raak vissen op de jonge glasaal, die daardoor in steeds geringere aantallen bij de sluizen naar binnen komt, het IJsselmeer in. 'Daar in Spanje mag alles en hier mag niets'. En dan windt hij zich nog eens extra op over die lui die zijn netten leeghalen. Vroeger gebeurde dat niet, tegenwoordig steeds meer. De palingkwekerijen krijgen er eveneens van langs, want die vangen de glasaal voor de afsluitdijk weg om ze te gebruiken voor hun kwekerij 'en meneer', zegt hij met stemverheffing 'een groot deel van die gevangen glasaal redt het niet, goed voor de meeuwen maar slecht voor ons'. Hij heeft dagen dat er niets in zijn fuiken zit, en als hij wat vangt gooit hij de ondermaatse vis terug. € 7 krijgt hij per kilo paling. Niet genoeg om van te leven als hij niet AOW had. In Duitsland sprak ik ook een visser die een zelfde soort klaaglied liet horen, maar hier betrof het de Urker vissers die met steeds groter materieel alle platvis hebben weggevangen voor de Duitse en Deense wadden. ' Het scholletje op uw bord komt hier helemaal niet meer vandaan, maar wordt geïmporteerd uit andere landen'.'Bovendien maken ze met hun speciale netten alle leven in de bodem kapot waardoor de scholletjes geen voedsel meer hebben om te groeien'. Nu ken ik niet veel vissers die niet klagen, maar ze hebben wel een punt. Het zal wel weer zoals altijd zijn, er zijn meerdere waarheden en wie heeft nou het meeste gelijk? De biologen zijn het erover eens, er wordt schandalig overbevist en dat roept om regulering. Het zou mooi zijn als alle landen, ook in Afrika en Azië tot een gemeenschappelijk beleid zouden kunnen komen om overbevissing te voorkomen. Dat zal om economische redenen wel niet mogelijk zijn. De arme landen zijn daarin weer de pineut.
Het zeilseizoen is vrijwel ten einde en op het IJsselmeer zien we nog een enkel zeilschip. De winterdepressies jagen de wolken en de regenbuien over het meer en het land. We huiveren bij een windvlaag vanuit het koude noorden. Net voor de bui , de zeilen nog droog slaan we de touwtjes om de palen van de box bij de werf. Misschien kunnen we de komende weken , zolang als we nog aan boord zijn een paar mooie zeildagen pakken. Nog even met ons zeilend huis op stap, voordat ze voor een paar maanden de rust van de loods over zich heen laat komen. Betrekkelijke rust, want er staan nog wat klussen op de lijst, het lakwerk vraagt om een opfrisbeurt, de romp en de mast moeten gepoetst worden en dan is er nog een lijstje kleine zorgen, die aandacht verdienen.
bij de foto's en het filmpje:
IJsselmeer op een zondag in Oktober

Thuis in Makkum en terugblik


Alweer een maand in Nederland. De dagen vliegen in sneltrein-vaart voorbij. Het tempo van het gewone leven is in groot contrast met dat van de zeiler onderweg. Zo makkelijk als we weer opgeslokt worden door al dan niet vermeende sociale verplichtingen, regelzaken, uitjes en niet te vergeten het boek. Het lijkt erop dat de reis van vorig jaar naar de Lofoten zijn weerslag gaat krijgen in boekvorm. We hebben er hard aan gewerkt; de tekst, de foto's, de layout hetgeen resulteerde in een 'print on demand', een voorlopige versie waarmee we naar de uitgever zijn gestapt. Voordat het boek in de winkel ligt zijn we nog wel een paar maanden verder, maar het lijkt er op dat het doorgaat.
We liggen bij de werf in Makkum. Af en toe ontsnappen we even door een eindje te gaan varen op het IJsselmeer, even weer dat geluid van het water langs de boeg horen stromen, voelen hoe het schip zich op haar zij nestelt en dan geleidelijk op snelheid komt. Het lage licht van de herfst speelt met de wolken en door de sluier van laaghangende mist lijken afstanden heel ver, zodat we ons op zee wanen. De aanwezigheid van de vele zeilschepen met wapperende driekleur, die evenals wij genieten van het mooie nazomerweer laten ons zien dat we dicht bij huis zijn.
Het is rustig op de werf, nog een paar weken tot de grote verhuizing van alle schepen voor de wal naar hun winterverblijf. De mannen van de werf maken de loods klaar voor de schepen. De bokken worden klaar gezet, de vloer geveegd en de hefkraan in stelling gebracht. Het eerste weekend in oktober is het Huttingweekend, de jaarlijkse afsluiting van het seizoen, waarbij we met een aantal schepen 2 dagen het water op gaan. De familie op stap, iedereen krijgt de kans om de belevenissen van het afgelopen jaar uit te wisselen. Het is meestal een gezellige boel, bemanningen worden uitgewisseld, vrienden en kennissen mogen mee als opstapper en het diner wordt samen genoten in een restaurantje op een plek ergens aan het IJsselmeer. De week erna is er “open dag” op de werf. De schepen getooid met tientalle vlaggetjes en wimpels liggen met de kuipen naar de wal als uitnodigende terrasjes op een plein. De schepen liggen er ter bezichtiging en de eigenaren fungeren als voorlichters van hun schip. Een aantal belanghebbende bedrijven vertonen hun waar op een aantal standjes in de loods en de reddingmaatschappij komt een lezing geven.
We denken nog vaak aan onze tocht naar Noorwegen en de Lofoten. Vooral het deel boven Ålesund naar Bodø vonden we het mooiste, de ruige ongenaakbare bergen, de doorkijkjes in de fjorden, de scheren en vooral de rust. Weinig zeilschepen, lege havens en een enkele nederzetting met een kleine Landhandel. Wat op zowat iedere fjordenhoek in Noorwegen te vinden was ontbrak vrijwel volledig in Zweden; zalmkwekerijen gedijen blijkbaar niet in de Oostzee. De zalm die je in Zweden koopt, zo fantastisch mooi van smaak door het plaatselijke zorgvuldige rookproces, komt naar ik hoorde voor het grootste deel uit Noorwegen. Alleen haring schijnt nog vrij overvloedig in de Oostzee voor te komen, die gefileerd en ingelegd in diverse heerlijke sausjes ter tafel komt.
Wanneer ik terugdenk aan onze reis naar Zweden is er wel een groot verschil met de reis van vorig jaar. Zweden was beslist rustiger. Op de tocht van dit jaar hebben we veel meer kunnen zeilen, omdat we onze koers en bestemming konden variëren naar gelang de windrichting. Het landschap was minder spectaculair, dat zeker, en de scheren die we zagen werden na verloop van enige tijd wel heel eentonig. Verder landinwaarts waren de eeuwige dennen- en sparrenbomen van een deprimerende donkere saaiheid, waar we allebei niet goed tegen konden. De sfeer van een havenplaatsje dieper het land in was treurig ; een half gezonken woonboot, vervallen steigers, een scheefgezakte schuur en een schaars aantal slecht onderhouden huizen. Hier zie je dat het in Zweden op het platteland economisch niet goed gaat in tegenstelling tot Stockholm dat op een bruisende Franse metropool lijkt. Voor iets meer dan € 100.000 heb je een riant vrijstaand huis op het platteland, maar dan moet je niet bang zijn om in de winter weken achter elkaar door sneeuw en kou van de bewoonde wereld geïsoleerd te zijn, volledig aangewezen op de voorraden die je hopelijk voldoende hebt ingeslagen voordat de winterperiode intreedt. Net als de Noren leven de Zweden op in de zomer die slechts 2-3 maanden duurt. Iedereen is op pad, de lijven worden massaal ontbloot om zoveel mogelijk zonnestraaltjes op te vangen. Ieder strandje herbergt recreërende families en overal worden vuurtjes gestookt om visje en vleesjes te braden.
Halverwege augustus is het allemaal weer voorbij en begint voor de Zweden de vroege herfst die al snel in de winter over gaat. De havens sluiten hun voorzieningen en de havenmeester beschouwt zich van zijn taken ontdaan. Je mag er dan kostenloos je bootje parkeren, niemand die langs komt om het havengeld te innen. De westkust van Zweden hebben we niet aangedaan en we horen dat we daar wat aan gemist hebben. We hebben het gemeden omdat we begrepen dat het er vol was in de zomer, vol met Zweden, Duitsers en Noren die met hun snelle motorboten de smalle vaarwegen tussen de scheren onveilig maken. Misschien komen we er nog eens in mei, vlak voor de drukke periode.
Samenvattend, de Oostkust van Zweden tot 100 mijl onder Stockholm was mooi, Noorwegen mooier en indrukwekkender door zijn verstilde schoonheid. Naar Gotland en Farø willen we wel een keer terug, beide eilanden maakten een grote indruk op ons, zo anders als ze waren als de oostkust zelf. De vlag van Gotland met het schaap, die we verzuimden te kopen, maar alsnog kregen van vrienden die er ook waren, heeft zodra we hem hadden als sier in het want gehangen. Een jongetje dat ons door de brug in Leeuwarden zag varen, riep uit: 'de vlag van Gotland'. Hij was er blijkbaar met zijn ouders ook geweest.
We zijn thuis, nog tot 1 november aan boord, en dan voor een paar maanden in het vakantiehuisje.
Wat het volgend jaar wordt? Varen. Waarheen? We weten het nog even niet.