Zoeken in deze blog

woensdag 27 mei 2009

Little Britain in Duitsland en winderig Denemarken.


Aan lange lijnen vanuit het achterschip om twee palen en de boeg voorzien van een trapje naar de steiger liggen we bij de BKYC, de Engelse Yachtclub vlak bij Kiel. Aan de andere kant van de steiger ligt een prachtig langgerekt jacht met een sterk overhangende spiegel dat bij navraag het zeiljacht van Himmler was, die man die in de tweede wereld-oorlog de rechterhand van Hitler was. De Engelsen hebben na de oorlog de Nazi Yachtclub over-genomen en er een Britsche enclave van gemaakt. De jachten hebben ze ingepikt en één ervan, de Flamingo, hebben ze gerestaureerd en intact gehouden tot de dag van vandaag. In het clubgebouw verwonderden we ons al over een foto met een aantal heren op dit schip met een wapperende nazivlag. Toch wat vreemd in een Britse Yachtclub. Tot voor enkele jaren mochten Duitsers hier niet komen. Nu is de Yachtclub open voor alle gasten en very British werden we met voornaam voluit en alle gegevens die we normaal niet hoeven te geven vereeuwigd in het grote boek. De volgende ochtend hing naast de Engelse en Duitse vlag ook de Nederlandse vlag als teken van onze aanwezigheid. Niet veel mensen weten van deze mogelijkheid om hier een ligplaats voor de nacht te krijgen. Slechts 1 mijl ten noorden van de sluis helemaal achter in een inham is meestal wel een plekje vrij in de haven die nu vooral dienst doet als trainingscentrum voor militairen. Het is een prima stressoefening om landrot-soldaten een dagje mee te nemen op een zeilschip, het liefst bij windkracht 6 of meer.
Omdat alles taxfree is (ook de drankjes aan de bar) konden we van het diner meegenieten voor slechts €3.50 per persoon, geen haute cuisine, maar een stevige hap voor de net gearriveerde en uitgehongerde crew. In de zomer schijn je in de Chandlery van de club allerlei kleding en schoeisel te kunnen kopen tegen taxfreeprijzen. Vandaag had de verantwoordelijke man geen zin om zijn tent open te gooien. De ligplaats kost €18 per dag, maar dat is inclusief water en stroom.
Het weer lijkt goed te worden, morgen maken we de oversteek naar Denemarken, een tocht van ongeveer 70 mijl( 126 km). Overigens meende ik weer een bruinvis te zien, het was volgens de havenmeester een aalscholver die onderdook. Even later zag ik hem bovenkomen, inderdaad een aalscholver. Een mens ziet wat hij zien wil.
Gedser en Møn.
Onderweg naar Gedser zag ik geen bruinvissen, maar wel veel kustverkeer . Echte grote jongens voor het vervoer van spullen en mensen. In de Kieler Bucht werden we bijna overspoeld door de gigantische hekgolf van een binnenstuivende Finse veerboot. Ik moet er niet aan denken dat een schip met zo'n vaart en zo'n hekgolf je op een 10- 20 meter afstand passeert, de verstaging klappert je om de oren. De verdere reis was saai, ja dat kan ook, weinig wind , dus de motor bij en motor-sailen. Een tocht van bijna 70 mijl van Holtenau naar Gedser. Gedser op het Deense eiland Falster staat bekend als een goede tussenstop, maar is verder een niet interessant plaatsje. We werden vlak voor de haven begroet door een aantal ronde zeehondenkopen die nieuwsgierig de pas aangekomen scheepjes bekeken, om daarna weer onder water te verdwijnen. De volgende dag manouvreren we voorzichtig over een ondiepte oostelijk van de veerhaven van Gedser naar open zee. We steken zo een mooi stuk af . Wederom weinig wind en met het grootzeil op en af en toe de kluiver bij motorsailen we naar Klintholm op Møn, 26 mijl naar het noordoosten.
Er wordt lelijk weer voorspeld en het lijkt erop dat we hier op Møn even vastliggen.
De wind is nog uit het zuidoosten. In de loop van de dag gaat het van uit het zuidwesten in de onweersbuien spoken zeggen ze op alle geraadpleegde stations. We liggen hier goed, langszij aan een stevige steiger met de kop naar het zuidwesten, dus laat maar komen die windstoten en onweersbuien.
Een dag later.
Ze zijn er, en hoe, de wind giert om de mast. Nika rukt en trekt aan haar dubbele landvasten en alles wat kan klapperen doet dat ook, ondanks onze eerdere voorzorgsmaatregelen. De huik over het grootzeil, die Nienke tegen het klapperen met een paar zeilbandjes op de giek heeft vastgebonden, ziet er uit als een overmaatse Hausmacher Leberwurst breeduit voorzien van het opschrift 'Hutting 40'. De klaagzang van de wind heeft een verontrustend karakter, even denk je dat het muziekstuk zijn einde nadert, weldra daarna wordt je verrast door een nieuwe jammerklacht. De wind huilt in hoge fluittonen over het schip begeleid door het geluid van de golven die tegen de romp van het schip klotsen. De donderklappen van de onweersbui gisteravond waren zo weinig uitgesproken dat we er niet bang van werden. Als ik nu naar de lucht kijk, zie in voorbij jagende wolken, de meeste licht van kleur tegen een helderblauwe achtergrond. Nika ligt op één oor langs de steiger, als waren we onder zeil en het kost moeite om je zonder de blik op de horizon binnen in de boot staande te houden. Zitten en liggen is nog het beste. Wat kunnen we meer doen dan rustig afwachten? De weersvoorspelling blijft weinig aanlokkelijk met een harde naar het noordoosten draaiende wind . Kopenhagen wordt een lastig te bereiken doel. Eerst maar deze zuidwester uithouden en het eiland Møn verkennen.

bij de foto's :
het door de Engelse geconfiskeerde schip van Himmler.
we komen de Deense territoriale wateren binnen.
Nienke op Møn en de zee vanuit de haven

vrijdag 22 mei 2009

Over oude heren, aftandse bootjes en gladde sluis-vlonders


De oude Duitse heer stommelt moeizaam over zijn motorboot in de box naast ons. Hij is één van de voor het grootste deel de haven van Rendsburg bevolkende bejaarden op meer of minder aftandse bootjes. Hij vertrouwt me wat mopperig toe dat zijn bootje al te lang niet meer heeft gevaren en dat ze nodig beweging moet hebben. Met wat gebrekkige handigheid weet hij zijn laatste landvast met een pikhaak onder de onze uit te frummelen en vaart weg. Na een klein uurtje is hij weer terug. Heel langzaam vaart hij, frequent de boegschroef gebruikend, zijn motorboot weer naast ons in de box. Terwijl hij achter zijn boot aan de paal probeert vast te maken, merkt hij niet dat de kop van de boot bijna tegen ons schip stoot. Met wat geduw en op de juiste plaats een stootwil voorkomen we schade. Hij heeft zijn boot even uitgelaten.
In een recordtijd zijn we van Delfzijl naar Norderney gevaren. Prachtig gezeild, met de stroom mee op de Eems met af en toe bijna 10 knopen op de teller. De wat onstabiele lucht met donkere regenwolken zorgde af en toe voor veel wind. Aanvankelijk maakte ik me zorgen dat we niet voldoende gereefd hadden, maar in de regenbui nam de wind telkens af, zodat we de zeilvoering konden handhaven.
De dag erna verliep de reis van Norderney naar Brunsbüttel rustiger maar wel voorspoedig. Met de motor bij, het grootzeil op, af en toe de kluiver bij, voeren we onder een veranderlijk zacht windje op de kont naar het Oosten. Pas bij de Elbemonding kon er even met vol tuig gezeild worden bij een zuidwestelijke blijvende wind. De Bruinvissen die ik onderweg meende te zien deed Nienke af als waren het golfjes, al moest ze toegeven dat ze ook even meende een vinnetje te zien.
Geduldig maakten we een rondedans voor de ingang van de sluis bij Brunsbüttel, waar een aantal grote jongens voorrang kregen. Pas als het witte knipperlicht als enige brandt mag je naar binnen varen. De houten vlonders aan beide zijden van de sluis zijn voor een deel groen van de algen en spekglad. Menig op de vlonder springend bemanningslid heeft daar het harde hout van dichtbij leren kennen. Ons stukje vlonder was duidelijk nieuw en de landing verliep perfect. Een sluisfobie hebben we gelukkig niet, maar we vinden het altijd wel spannend. Het schijnt vooral een rottige sluis-binnenkomst te zijn bij een harde Zuidenwind, waardoor er een flinke deining in de sluis staat. Hoe leg je een hobbelpaard in een groot golfbad vast op een bewegend stuk glibberig hout? Misschien is liggend op je buik kruipend van ring naar ring met de landvast over je schouder wel de beste optie. In mijn fantasie kan ik me er allerlei leuke taferelen bij voorstellen. Zelfs bij het rustige weer dat we hadden waren er achter ons in de sluis al een paar schepen flink in de stress. De preekstoel op een schip is een dankbaar mikpunt of andersom een instrument om de vlaggenstok van het voorliggende schip te attaqueren. Met een verdwaalde vloek, veel geduw en getrek liggen de meeste jachtjes na verloop van tijd vast en daalt de rust over de bemanningen neder. Veel zakken we niet in de sluis, het is op dat moment een uurtje voor hoogwater. Bij het verlaten van de sluis begint de run op het haventje links naast de sluis. Een snelle blik op al het gedoe in het haventje doet ons besluiten om aan een steiger verderop af te meren. Niet helemaal een rustige plek door de voorbij komende vrachtreuzen, die gedurende de nacht wel mogen doorvaren in het Noord-Oostzeekanaal. Een regenbui vanuit een dreigende donkere wolkenformatie doet de wind 180º draaien nét nadat we vastgemaakt hebben.
Behoorlijk moe zoeken we vroeg het bedje op.
De tocht door het N-Oostzeekanaal is eigenlijk best aardig. Omringd door vogelgeluiden, veel jong groen en witte meidoorn-bloesem torren we met een kleine 6 knopen naar Rendsburg. We zien de prachtige spoorbrug met een 'onderhangsel' aan kabels , de zwevende pont voor fietsers en voetgangers.
Rendsburg is een geliefkoosde rustplek voor Oostzeevaarders op 2/3 afstand van het kanaal richting Holtenau. Het kanaal is 100 km lang , een dagtocht motoren. Af en toe kon de kluiver bij, al was de wind nogal 'kwispelturig', waardoor de kluiver niet wist aan welke zijde hij zich kon ontplooien.
Het regent nu en onweersdonder klinkt vanuit het oosten. De pas gewassen was krijgt niet de kans om te drogen en hangt nu binnen in de boot. Vanaf de kaartentafel waar ik zit te typen zie ik de bank aan de andere kant niet. Dat wordt vanavond een toneelstuk met diner voor twee spelers tussen de coulissen.
Het is maar goed dat we hier veilig in de haven liggen want het het onweer barst nu in alle hevigheid los. Het lijkt wel of we in de wasstraat liggen.
Tijd voor een glaasje, het is happy hour.

bij de foto's: een binnenvaartschip uit Makkum op weg naar Eemshaven en de beroemde brug bij Rendsburg

zaterdag 16 mei 2009

Groningen hoog en Groningen laag


Ziezo, dat is gelukt! Onze bootnaam staat nu op alle stootwillen en ook op de nieuwe, pas aan-geschafte sluiskloot, de skippybal onder de fenders. We denken dat ze daardoor minder aantrekkelijk zijn om te stelen. Vanochtend ontdekte Nienke dat onze grootste bolfender ontvreemd was. Hij hing aan de waterzijde aan de achterpreekstoel. Een snelle zoektocht op 'Marktplaats.nl' leverde geen recent aanbod op van een blauwe bolfender in de stad Groningen. Want dat zou volgens de brugwachter een voor de hand liggende plek zijn waar het gestolen goed zou kunnen opduiken. Ons rooskleurige beeld van Groningen is in één klap verziekt en het kost moeite om ons enthousiasme weer terug te krijgen. Wat bezielt een mens om te stelen van een ander? Ik heb dat nooit goed begrepen, laat staan dat ik mezelf zou kunnen inhouden om fysiek in actie te komen bij het zien van het misdrijf. In mijn fantasie had ik de dief op zijn minst z'n pet of vervoermiddel in het water gegooid of op zijn best een moralistische preek toebedeeld die een strikte dominee zo in zijn zondagspreek tot thema van de week had kunnen gebruiken. We weten niet wanneer het precies gebeurd is, misschien was het wel eergister in de nacht toen ik wat hoorde, opsprong en bijna vanuit ons verhoogde bed in de voorpunt zo'n 1 ½ meter voorover naar beneden donderde. Met een snelle greep naar voren wist ik de val nog net te stuiten. Een run naar de kuip liet echter niets verdachts zien, ik hield het erop dat iemand, waarschijnlijk in beschonken staat op weg naar huis, onze landvast aanzag voor een bierblikje op de kade, te aantrekkelijk om er een flinke trap tegen te geven. Je weet dat niet. Het zal een raadsel blijven.
In de verfwinkel vlak naast de Museumbrug, hebben we ons laten voorlichten hoe we het beste onze stootwillen van de bootnaam kunnen voorzien. Na een uitgebreide uiteenzetting over verfsoorten en watervaste stiften (die hij niet in voorraad had) kwamen we zelf op het idee om een sjabloon te maken en met witte verf uit de spuitbus onze 8 stootwillen van een naam te voorzien. Afgezien van een paar verfuitzakkers zijn we tevreden over het resultaat. Speurend keken we nog een tijdje rond waar we nog meer een naam op konden spuiten, zo zeer hadden we de smaak te pakken om onze frustratie vorm te geven. Een voorbijganger weigerde beleefd ons voorstel zijn paraplu met onze bootnaam op te leuken. Nienke opperde nog om een strook namen rondom onder het potdeksel te spuiten als afschrikwekkend middel, maar daar hebben we toch maar van af gezien.
De kermis die deze week het centrum van Groningen met gebruikelijke drukte en lawaai vulde, bleek een voor ons attractief speeltje te hebben. Even waren we weer kind en stapten in een zweefmolen die ons tot een hoogte van 60 meter bracht. Je zou er haast zeeziek van worden. Meestal heb ik niet veel last van hoogtevrees, maar het idee dat zo'n bakkie, waar je met zijn tweeën inzit, losraakt van zijn bevestiging gaf me toch wel een vreemd gevoel in mijn buik. Zelfs na weer op aarde nedergedaald te zijn, bleef ik hetzelfde gevoel van wiebeligheid als na een langere zeereis een tijdje houden.
De boodschapen zijn gedaan en we genieten van al wat de Groninger markt aan heerlijks te bieden had. Na deze winderige en regenachtige dagen lijkt het weer op te knappen en de tijd rijp om weer een stukje verder te varen.

donderdag 14 mei 2009

Petje af voor Groningen




Door de patrijspoort zie ik het jonge groen van de bomen aan de overkant. De Museum-brug in Groningen is de poort voor de roeiers van de Hunze roei-vereniging naar het Reitdiep. Om de hoek ligt het Groninger Museum, het veel-kleurige wonder van de Italiaanse architect Alessandro Mendini, dat bij de aanbouw de nodige kritiek te verduren kreeg. De laatste dagen hebben we ons over de Dokkumer Ee en het Reitdiep tegen de harde ijzig-koude oostelijke wind richting Groningen geworsteld. De weg over zee boven de waddeneilanden lokte ons niet. Windrichting, windsterkte en hoge golven leken niet prettig om vrijwillig te trotseren.
Op de Dokkumer Ee verloor ik mijn pet. De wind had hem met een plotse ruk van mijn hoofd geveegd. De mooie nieuwe pet dreef hulpeloos in het midden van de vaart. Ik wend de steven en met de wind in de rug wist Nienke met een handige pikhaakmanoevre de drenkeling vlak voor het ten ondergaan op te vissen. De draai terug in de goede vaar-richting bleek veel lastiger. De Ee was daar smal en ondiep en dat maakte het terugdraaien in deze wind onmogelijk.Verder dan maar achteruit varen door een smalle vaart naar Dokkum na het pet-ongeval? Daar zaten we nou niet op te wachten. Door terug te varen naar een in de luwte gelegen breder gedeelte van de vaart, was de draai van 180º gelukkig wel mogelijk. In Dokkum meren we af bij de molen. De volgende morgen leggen de tuinmannen van de gemeente een grastapijt op ons dek. Door de wind, die nog flink doorblaast, wordt al het vers gemaaide gras over het schip geblazen. Het ruikt lekker , maar daar is ook alles mee gezegd.
Op het Lauwersmeer kregen we nog even een flinke bult wind en water over ons heen. Met alleen de fok bij lag Nika in de vlagen van 35 knopen wind flink schommelend op één oor.
Bij Zoutkamp kozen we ervoor om niet in de jachthaven te gaan liggen, maar in het dorp zelf. Als het op een dag een keer tegenzit is dat bij ons meestal niet eenmalig. De landing aan de kade verliep bepaald niet vlekkeloos. Door een plotselinge windvlaag verlijerde de boeg van het schip en lukte het niet om de draai met het achterschip naar de kant te maken. Om schade aan het voorschip te voorkomen gaf ik volgas achteruit, waardoor de boeg nog meer zijdelings weggleed en ik bijna een motorboot ramde. Ik had de kracht van de wind op het voorschip volledig onderschat en niet de rust genomen om de manoevre van te voren rustig te overdenken. Achteraf weet ik hoe het wél had gemoeten, maar dat is achteraf. Het is goed afgelopen.Dit soort gebeurtenissen blijven lang bij me hangen en ik kan het mezelf, stil en mokkend maar moeilijk vergeven.
De volgende dag al vroeg richting Groningen. De bruggen worden op het Reitdiep centraal vanuit Lauwersoog voorbeeldig bediend. Telkens als we voor een brug liggen melden we dat over de marifoon. Het rood-groenlicht gaat branden als teken dat er gedraaid gaat worden.
Wat is het toch een mooi landschap,slingerend tussen de hoge wallen en de glooingen van het Groninger platteland. Talloze vogels van kleine Karekieten tot breedvleugelige Kiekendieven versieren onze tocht. Het is koud, de oostenwind doet ons verkleumen en we wisselen elkaar af bij het sturen. De boot op koers houden bij de harde wind is lastig, vooral als we wat langer voor de bruggen moeten wachten. Voortdurend met kleine klapjes de motor in de vooruit of de achteruit, houden we de kop van het schip in de wind, soms helemaal scheef in de vaart liggend. Als het wachten te lang duurt leggen we de kont van het schip in de wind, lekker makkelijk. Met de motor zachtjes in de achteruit liggen we zo comfortabel te dobberen tot we verder kunnen varen.
Na Garnwerd wordt het Reitdiep minder interessant, de oevers raken meer bewoond en het landschap wordt vlakker. Bij het van Starkenborghkanaal wachten we voor de sluis samen met twee mannen in een roeiboot met buitenboordmotor. Ze hebben een leuke klus volgens hun eigen zeggen. Ze moeten de meldknoppen bij de bruggen en de sluis controleren voordat het vaarseizoen begint. Na het vollopen van de sluis en nadat het waterpeil 2 meter is gestegen halen ze met een trailer hun bootje uit het water. Hun taak zit erop, tijd voor een bakkie.
Eenmaal de sluis uit, varen we door de nieuwbouwwijken van Groningen. De ene brug na de ander gaat zonder dat we het melden voor ons open. Groningen begroet ons met wijdopen armen.
Na de Museumbrug zien we een plekje aan de wal. Het kost wat moeite om de mast vrij te houden van de bomen. Maar dan liggen we dan toch op een prachtplek, vlakbij het centrum en kunnen we genieten van de kleurrijke verscheidenheid aan langslopende mensen.
In een motorboot, van boeg tot achterschip omkleed met ballen en planken, komt een dolende Duitser met zijn waarschijnlijk ook Duitse vrouw langszij geschoven. Hij ramt ons net niet wanneer hij met de kaart in de ene hand en het stuurwiel in de andere ons de 'weg naar Amsterdam' vraagt. Wat verbrouwereerd wijs ik hem vaag naar de de richting waar we vandaan kwamen, waarop hij, hevig wiebelend, de boltjalk achter ons aan de kade een boegzoen geeft. Een paar tellen later verdwijnen ze door de geopende Museumbrug.
Groningen, de stad waar we beide studeerden, bekoort ons nog steeds. Vroeger fietsten we over de bruggen waar we nu doorheen varen. Het is een levendige stad en telkens wanneer we er komen is er wel wat veranderd. We blijven hier een paar dagen liggen tot de harde Oostenwind is uitgewaaid en de wind gunstiger is om onze tocht naar de Oostzee voort te zetten.

maandag 4 mei 2009

Wachten op een gunstige wind en maar goed dat we nog niet weg zijn.



Het waren een paar mooie dagen, een zacht lopend windje en een paar leuke bestem-mingen.
Na Stavoren kwamen we nog in Edam, Hoorn en Enkhuizen, waar we voor anker lagen voor het Zuiderzee-museum. De prachtige geveltjes en het vele jonge groen laten Noord Holland, in deze tijd, van haar mooiste kant zien.
Het lijkt wel of de werf een te prettige plek is geworden. We liggen hier prima van alle gemakken voorzien. De auto nog binnen loopafstand schept de mogelijkheid tot laatste klusjes als luxe aankopen bij de Hanos en nuttige zaken als een volle tank gas halen.
Toch is onze aarzeling om echt te vertrekken niet vergeefs geweest.
Na een heerlijke tocht over het IJsselmeer met vrienden was er 's avonds (op de zaterdagavond) zowaar een turks bad te nemen in de achterkajuit. De hele ruimte stond plotseling vol stoom.
De aandrang om gelijk uit de kleren te gaan hebben we onderdrukt want het is wel raar als er daar stoom is. Omdat de waterpomp doorliep vermoedden we dat er ergens een slang losgeraakt was, en dat was vast niet de koud-waterslang. Een snelle graai naar de waterpomp-schakelaar zorgde er in ieder geval voor dat de stoomontwikkeling en de lekkerij ophield. Het was al een tijdje zo dat de temperatuur van het warme water wel erg hoog was; een eitje onder de warme straal zou er niet lang over doen om gekookt te worden. Zoiets opmerkelijks zou me aan het denken moeten zetten. De vorsende blik in de motorruimte had ik vanaf de tewaterlating in maart nog niet geworpen en het beetje water in de bilge duidde ik als zijnde condens-water. Gek was wel dat de waterpomp midden in de nacht af en toe zomaar aansloeg, een veeg teken dat er waarschijnlijk ergens een lek in het systeem zit. Het bed is lekker warm en blijkbaar een belemmering voor helder inzicht of daadkrachtige acties. De heetwater-slang was bij de aansluiting op de boiler opengebarsten en zag eruit als een kunstwerk. In ietwat gewijzige opstelling zou het in een modern museum niet hebben misstaan. De (te) hoge temperatuur van het water uit de boiler en de te hoge waterdruk hadden de slang tot zijn huidige niet functionele toestand gebracht. Ik neem het de slang niet kwalijk, hij heeft het ondanks de jarenlange marteling heel lang goed gedaan.
Goede Peter, de monteur en alleskunner van de werf, heeft de slang vervangen en ons voorzien van een paar reserve slangen, voor het geval dat. Maar ja, een probleem komt meestal niet alleen. De volgende dag moest de thermostaat van de boiler nog een paar graadjes lager gesteld worden om te voorkomen dat hetzelfde nogmaals zou gebeuren. Roel, de electroman, heeft dat keurig gedaan maar ontdekte aldoende dat er te weinig druk in het watersysteem werd opgebouwd. De hydrofoor bleek eveneens de geest te hebben gegeven. 'Alles komt goed' volgens de beide mannen en dat geloof ik.
Zo langzamerhand worden de grijze plekken van ons schip in kaart gebracht en begrijp ik steeds beter waar wat zit en waar het voor dient. Eén les heb ik er weer bijgeleerd. Alleen het oliepeil controleren en een blik in de bilge is niet voldoende en het is verstandig om tijdens het varen op de motor de waterpomp uit te zetten, want die pomp hoor je niet aanslaan wanneer de motor loopt. Water drinken uit de bilge, vanonder uit het schip, lijkt me iets minder lekker als uit een schone watertank. Wonderlijk is dat de aarzeling om onze veilige thuishaven te verlaten, nu vertaald is naar een voorgevoel over een ongemak dat hier op de werf gelukkig eenvoudig te verhelpen is.
Omdat Nienke zich nog niet zo vertrouwd voelt met het manoevreren van het schip op de motor heeft ze vandaag les gehad van onze zoon Jeroen. Al te dichtbij-staande gezinsleden zoals echtgenoten zijn slechte lesgevers en bereiken in het algemeen niet meer dan een verslechtering van het scheepshumeur. De keuze voor een les van onze zoon, die tenslotte van het varen zijn beroep heeft gemaakt, viel bij haar ruim binnen het acceptabele. Ik vond het heerlijk om te zien hoe ze rustig en steeds beter onder begeleiding van Jeroen ons schip keurig achterwaarts tussen de palen van de box schoof, terwijl ik van een afstandje op de wal toekeek.
De proviand is ingeslagen en verder lijkt alles te functioneren .
Het weer wordt alleen maar beter.
Wie weet, gaat het lukken om aan het eind van deze week het zilte nat op te zoeken.

foto's: Hoorn en Edam